Bron: de volkskrant,
Dat de Fransen zo vurig protesteren tegen een verhoging van de pensioenleeftijd van 62 naar 64 jaar wordt door veel mede-Europeanen niet begrepen. Nederlanders werken immers al tot hun 67ste door. Nadere bestudering van de cijfers leert dat de Fransen het wel met een veel kariger pensioen moeten doen dan in NL, zeker als ze voor hun 67ste stoppen.
Waar doen de Fransen toch zo moeilijk over? Twee jaar langer doorwerken, en voortaan met 64 jaar met pensioen. In veel Europese landen is zelfs dat al een lang vervlogen droom. Maar in Frankrijk gaat men donderdag opnieuw massaal de straat op uit verzet tegen de pensioenhervorming, drie weken nadat die door de regering is doorgevoerd. Zijn de Fransen ouderwets, onterecht halsstarrig over een luttele verlenging die elders allang de norm is, of zijn ze toch slechter af dan elders?
Zo vroeg stoppen de Fransen ook weer niet
Het gapende gat tussen de (nu nog) officiële Franse pensioenleeftijd van 62 en de 66 of 67 jaar in veel buurlanden verdient wat nuance. Kijken we naar de werkelijke leeftijd waarop men met pensioen gaat, dan blijkt de kloof al kleiner. In praktijk heeft de gemiddelde Fransman met 60,4 jaar zijn laatste werkdag, zijn vrouwelijke collega met 60,9 jaar. In Nederland is dat respectievelijk 63,9 en 62,8 jaar.
Bovendien: 62 jaar is in Frankrijk de ondergrens. Alleen wie op die leeftijd 42 jaar pensioenpremies heeft afgedragen, krijgt in de oude situatie een volledige pensioenuitkering. Anders gezegd: wie voor zijn 20ste is begonnen, ontvangt dan ook echt een volledig pensioen. Wie later begint, werkt langer door. Die periode gaat stapsgewijs omhoog naar 43 jaar. Dat plan was al voorzien, maar de pensioenhervorming voert de verhoging versneld in. Daar zit wel een bovengrens aan: vanaf 67 jaar krijgt iedereen in Frankrijk een volledige pensioenuitkering. Exact dezelfde leeftijd als voor de Nederlandse AOW vanaf 2024.
Voor critici is de pensioenhervorming juist daarom oneerlijk. ‘Diep onrechtvaardig en losgezongen van de werkelijkheid’ zelfs, in de woorden van de Franse econoom Thomas Piketty, auteur van Kapitaal in de 21ste eeuw, een vuistdik boek over de kloof tussen arm en rijk dat ook in Nederland een bestseller werd. De verhoging van de pensioenleeftijd raakt in praktijk vooral jong begonnen werkenden in laaggeschoold werk, benadrukt Piketty in dagblad Le Monde. Hoogopgeleiden die laat aan een baan beginnen, moeten nu immers vaak al tot na hun 64ste door.
Franse pensioenen zijn geen vetpot
Het beeld dat sommigen hebben dat Fransen op hun 62ste van een riant pensioen gaan genieten klopt niet. Zij gaan er financieel gezien juist hard op achteruit zodra ze stoppen met werken, gemiddeld verliezen zij een kwart van hun inkomen. Nederlanders houden zo’n 90 procent over. Anders dan Nederland kent Frankrijk geen AOW, geen vast bedrag per maand. Zeker voor ouderen die voorheen weinig verdienden, niet altijd fulltime of zelfs helemaal niet hebben gewerkt, maakt dat een groot verschil. Ter vergelijking: Nederlanders van 67 jaar en ouder krijgen gemiddeld 2.800 euro bruto per maand aan AOW en aanvullend pensioen. (let op, dus pensioen én AOW opgeteld én bruto én gemiddeld)
In Frankrijk moeten zij het met gemiddeld iets meer dan 1.500 euro zien te rooien. Het verschil tussen mannen en vrouwen is groot: een Franse man houdt na pensionering gemiddeld 1.667 euro per maand netto over, voor Franse vrouwen is dat 1.050 euro. Zij werken vaak tot hogere leeftijd door dan mannen, om aan het vereiste aantal bijgedragen jaren te voldoen.
Ronkende belofte van de pensioenhervorming: een minimumpensioen van 1.200 euro per maand. Terwijl minister Olivier Dussopt (Arbeid) het plan met veel bombarie uit de doeken deed, steggelden collega-ministers over bruto en netto, tot het aantal gegadigden in werkelijkheid zo marginaal bleek dat de belofte als leugen bekend kwam te staan.
Voor zware beroepen blijft maar weinig pensioentijd over
Il faut profiter de la vie, zeggen de Fransen: je moet van het leven genieten. En dat gebeurt voor de meerderheid toch echt buiten het werk om. Beknibbelen op de pensioenjaren stuit ook om die reden op verzet. ‘Een kwart van de Fransen is al dood voor z’n 62ste’, was een veelgehoorde statistiek tijdens de demonstraties. Nog langer doorwerken en er blijft niets over. Ook de Parijse burgemeester Anne Hidalgo had het cijfer zo gedeeld.
Dat zat anders: volgens een studie van het Franse statistiekbureau Insee overlijdt een kwart van de allerarmste Fransen voor die leeftijd. Vergeleken met hun Europese buren leven Fransen juist bovengemiddeld lang. Maar de verschillen tussen beroepsgroepen zijn groot. Het gat in levensverwachting tussen mannelijke ‘arbeiders’ en vrouwelijke managers is zelfs ruim tien jaar. Ook is ruim eenderde van de laagst opgeleide werknemers voor of binnen een jaar na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd al arbeidsongeschikt.
Met die lichamelijke kwetsbaarheid, met name in zware beroepen, wordt volgens critici nu onvoldoende rekening gehouden. Econoom Clément Carbonnier aan de universiteit Paris-VIII noemt het voorbeeld van thuishulp voor ouderen: essentieel werk, vaak gedaan door slecht betaalde vrouwen onder penibele omstandigheden. ‘Zij worden nauwelijks beschermd, terwijl ze patiënten tillen en met chemische producten werken – werk dat niet tot 64 jaar is vol te houden. De hervorming is voor hen een harde klap.’
Steeds minder werkenden betalen de pensioenen
Zonder hervorming wordt het pensioenstelsel onbetaalbaar, werpen de voorstanders tegen. De rekensom is simpel: de levensverwachting in Frankrijk stijgt terwijl er minder kinderen worden geboren. Het Franse systeem is gebaseerd op een omslagstelsel: werkenden betalen voor wie nu met pensioen is. Nederlanders sparen zelf voor hun pensioen, alleen de AOW wordt door de huidige werkenden betaald. In 1990 stonden tegenover elke pensionado nog 2,6 werkenden, intussen is dat één tegenover 1,67.
Voor meisjes die nu geboren worden, is de levensverwachting bijna 85 jaar, jongens worden naar verwachting gemiddeld net geen 80. In 1983, toen president François Mitterrand juist de pensioenleeftijd verlaagde van 65 naar 60, was de levensverwachting met 79 jaar voor vrouwen en 71 voor mannen stukken lager.
Pensioenen drukken zwaar op staatsschuld
Bovendien drukken de pensioenen zwaar op de toch al hoge Franse staatsschuld. De uitgaven staan gelijk aan zo’n 14 procent het bruto binnenlands product (bbp). Ter vergelijking: in Nederland is dit 5,2 procent en Frankrijk zit hiermee ook ver boven het gemiddelde van alle Oeso-landen, van 7,7 procent.
Tegenstanders van de hervorming zien daarin geen acuut probleem; het percentage is al jarenlang redelijk constant. Het meest recente rapport van de officiële pensioen-adviesraad COR (Conseil d’orientation des retraites) geeft beide kanten gelijk, de uitgaven zijn hoog maar gaan niet enorm stijgen.
President Macron heeft de hervorming tot spil van zijn politieke erfenis gemaakt. Wat in zijn eerste ambtstermijn niet is gelukt, werd voor zijn herverkiezing een van de belangrijkste beloften. Dat is ook een signaal aan Brussel – de hervorming is een belofte aan de Europese Commissie, door tegenstanders vertaald als een dictaat van Brussel.
Na de elfde landelijke demonstratiedag wacht volgende week de voorlopig laatste horde: op 14 april volgt de uitspraak van de Conseil constitutionnel (Grondwettelijke Raad) over de wet.