Door: Anne Marie Verel
Op vrijdag bel ik Vincent om te vragen of hij de hoeven van Bram en Fleur wil kappen. Vincent is niet echt een hoefsmid, hij knipt en scheert alles, van fruitbomen tot schapen en paardenhoeven. Hij woont in een “roulotte”, een oude woonwagen, en gaat staan, waar hij ook maar een plekje kan krijgen. Hij belooft maandagmorgen om 9 uur te komen, dus ik sein de gasten in dat de ezelwandeling deze keer ’s middags is met keurig verzorgde ezelhoefjes. Maandag om 9 uur is er geen Vincent en ook in de loop van de dag niet. Uiteindelijk komt hij op zaterdagmorgen, als we net gepikt en gedreven klaarstaan om naar de markt te gaan. We zeggen natuurlijk niet dat het niet uitkomt, want je weet nooit wanneer hij dan weer op komt dagen. Ik ruim het ontbijt van de gasten op en Joost helpt Vincent om de ezels vast te houden. Als ik eraan kom zijn ze net in een hevig gevecht gewikkeld met Bram, die er niet van houdt dat zijn poten omhoog gedraaid worden. De normaal zo rustige goedsul lijkt veranderd in een wilde hengst. Joost en Vincent druipen allebei van het zweet en Joost z’n nette kleren zitten onder de ezelharen. Als Fleur aan de beurt is, besluiten ze dat ik de kop vasthoud en Joost de hoeven omhoog, zodat Vincent kan kappen en snijden. Hij heeft al een flinke jaap in zijn hand van het mes opgelopen toen hij het eelt weg wilde snijden en Fleur naar achter trapte. “Mijn gereedschap is te bot” verzucht hij: “daardoor schiet ik steeds uit”.
Als hij na 1,5 uur bezig is met de laatste hand: het netjes vijlen van de hoeven, zeg ik tegen Vincent: “de kleur doen we er zeker later op?” Hij kijkt me niet begrijpend aan, want ik weet niet wat nagellak is in het Frans. “de kleur, het rood of roze”, zeg ik. Schaterlachend maakt hij het werk af en gaan we aan de koffie. We smeren nog wat stokbrood erbij omdat hij er zo uitgemergeld uitziet, maar hij heeft genoeg aan een sigaret.
Wanneer Vincent tegen half 12 eindelijk vertrekt kunnen we het marktbezoek verder wel vergeten.