Door: Frans Brugman
Bij ons in het dorp is een camping.
Op een mooie zomeravond willen we daar nog wel eens op het terrasje gaan zitten. Het leuke van die plek is, dat je daar ‘s avonds, zo tussen zeven en acht uur, een stroom van hoofdzakelijk mannen voorbij ziet komen met afwas teiltjes en/of kinderen in hun armen.
Opvallend is dat die mannen, zonder uitzondering, een bepaalde houding aannemen. Zo van: “Voor mij is dit dagelijks werk”, of: “Mijn vrouw doet dit het hele jaar, dus logisch dat ik ook een keer aan de beurt ben”.
Achter die façade schuilt vaak een onzekerheid waaruit blijkt, dat ze de emancipatiegolf niet helemaal zonder kleerscheuren te boven zijn gekomen. Door een achteloze houding aan te nemen en luchtig met hun afwas teiltje te zwaaien, proberen ze zo onopvallend mogelijk langs het terrasje te lopen.
Niet zelden heeft dit tot gevolg dat het vaatwerk op de grond klettert. Als er iets gebroken is, moet dat natuurlijk opgeruimd worden. En kan de betreffende man rekenen op, ongewild langdurige, aandacht en de nodige op- en aanmerkingen van de mensen op het terras.
In het geval van kinderen ligt dat natuurlijk wel even anders. Die kun je natuurlijk moeilijk onopvallend meevoeren. Op weg naar de wasplaats is het dan ook zaak te laten zien, hoe leuk je wel met je kinderen bent.
De ‘kijk-mij-nou-toch-eens-leuk-bezig-zijn-vaders’ zijn hier ruim vertegenwoordigd.
In de verte zie je ze rustig aan komen lopen, maar zodra ze de aandacht van een meer koppig publiek op zich gericht weten, worden ze de leuke vaders. Ze gaan dan gesprekken aan met hun peuter van drie jaar over een onderwerp, waarvoor toch minstens wel het niveau van een middelbare schoolopleiding is vereist.
Intussen kijken ze om zich heen of iedereen het wel hoort, of ze gaan wilde spelletjes met hun kind doen. Het kind verandert dan in een vliegmachine; of de vader wordt een wild dier, dat het kind zogenaamd steeds wil bijten.
Ook het rondslingeren aan de armpjes is heel gewild. Persoonlijk ben ik altijd bang, dat zo’n kind een armpje wordt af gerukt . Dat schijnt gelukkig maar weinig voor te komen.
Het is wel jammer, dat die kinderen in zo’n situatie vaak hun eigen vader niet meer herkennen. En als die vreemde man je dan ook nog gaat wassen, is de boot pas echt aan. Een luid gekrijs breekt los, wat in die holle wasruimte nog extra versterkt wordt.
Dat is meestal het moment waarop wij tevreden naar huis terugkeren.