LOTgenoten

De zoektocht naar dat huis aan zee, een feuilleton nr 2 Verkocht

Door: Asjha van den Akker
Vorig jaar kochten Ed en ik een (ander) vakantiehuis. Onze droom was een huis aan zee. Over de zoektocht naar dat huis aan zee schreef ik een feuilleton. De komende elf weken publiceer ik elke zaterdag een aflevering.
Vandaag #2 Verkocht!
‘Holy shit!’, zegt Ed, maar ik zie aan zijn gezicht dat het goede shit betreft.
Het is herfst en we zitten in Nederland op de bank naar een spannende serie te kijken. Ed heeft tijdens een minder spannend moment een mail geopend die een paar minuten geleden op zijn telefoon binnenkwam.
‘Raad eens’, zegt hij.
Dat vind ik altijd irritant als hij dat doet, ik wil wel een beetje richtlijnen krijgen over wat er te raden valt. Mogen we een uur gratis shoppen in een winkel naar keuze, is David Bowie toch niet dood of kunnen we eindelijk een paar kilo afvallen zonder er iets voor te hoeven doen?
‘Wat dan?’, vraag ik licht geërgerd.
‘We hebben een bod op ons huis binnen’, zegt Ed met een grote grijns.
Afgelopen zomer hebben we de knoop doorgehakt. We hebben avondenlang gesproken over hoe serieus we waren met het verkopen van ons huis in de Dordogne en het op zoek gaan naar een huis aan zee. We maakten een lijst met plussen en minnen, zochten op sites naar huizen aan zee (ik) en maakten een financieel plaatje (Ed). En om allerlei heel goede redenen breidden we de zoektocht uit van huis ‘aan zee’ naar huis ‘in de buurt van zee’. Maar dat we er allebei echt heel veel zin in hadden om te verkassen stond als een paal boven water, dus belden we onze eerste vriend in de Dordogne: Maarten de makelaar.
Ed en ik gingen uit van het scenario dat het lang zou gaan duren voordat een koper zich zou melden. Het huis van de buurman, met een kleine patio en een zwembad formaat postzegel, stond per slot van rekening ook al vijf jaar te koop. En hoe leuk wij ons huis ook vinden; je moet wel zin hebben in een grote tuin, je moet in een dorp willen wonen waar een restaurant zit dat vaker failliet gaat dan dat het open is en waar geen bakker, slager of supermarktje is te vinden.
In 2012 kochten we een oude kruidenierswinkel in dit kleine, fotogenieke dorp. Al onze vrije tijd ging zitten in slopen en opruimen, behang afstomen, opnieuw behangen en muren verven. Terwijl een Franse klusjesman een nieuwe keuken, een badkamer en een houtkachel installeerde, snorden wij overal en nergens meubels op. We hadden haast want we wilden het huis, zodra het opgeknapt was, verhuren. Maar toen het na een jaar eindelijk ‘klaar’ was – een oud Frans huis is nooit klaar – zat er zoveel liefde in dat we helemaal geen zin hadden in wildvreemde huurders, we gingen zelf van dat huis genieten.
En als je zoveel liefde in een huis stopt, hoop je dat de volgende eigenaar dat ook ziet en voelt. Dus ook al was het een goed bod dat Ed zojuist had ontvangen, ik was toch vooral nieuwsgierig naar wíe ons huis dan wilde kopen. Ook daar werden we blij van; de potentiële nieuwe eigenaresse was een jonge Française die verliefd was op ons huis en het vrijwel helemaal wilde laten zoals het was. Alleen de zolder, waar wij nooit aan toegekomen waren, ging ze verbouwen tot een grote werkruimte.
Vele maanden later, de Franse bureaucratische wegen zijn nu eenmaal ondoorgrondelijk, ontmoetten we op de ochtend van de overdracht voor het eerst de nieuwe eigenaresse. Chloë, een prachtige jonge vrouw van begin dertig met lang krullend donkerbruin haar, stapte stralend uit haar auto, gekleed in een kort groen jurkje met platte leren sandaaltjes eronder en een klein designertasje aan haar schouder.
Het dorp gaat zijn ogen nog uitkijken, dacht ik.
Ze werd op deze mooie dag bijgestaan door twee kokette oma’s. De ene, die net als Chloë donkerbruin haar had – ik vermoed dat een kapper daar de hand in had gehad – was de babbelaar die duidelijk de leiding had. De andere oma, met een lief rond gezicht en een prachtige korte zilveren coupe, zei niet zoveel.
De oma met het bruine haar liet op niet mis te verstane wijze blijken dat zij twee dorpen verderop was geboren en de streek goed kende. En dat Chloë uitgebreid voorwerk had gedaan voordat ze ons huis kocht. En dat laatste mocht Chloë zomaar zelf toelichten: ze had het huis met wisselende familieleden verschillende keren bezichtigd, ze had een gesprek met de burgemeester gehad en ze had een architect naar het huis laten kijken. Ik keek naar de oma met het bruine haar en kon mij goed voorstellen dat zij zelf ook nog wat loslopende dorpelingen had aangeklampt om ze te bestoken met brutale vragen over ons, het huis en de tuin.
Terwijl Chloë met ons over het huis praat, is de oma met het bruine haar bij binnenkomst direct op onderzoek uitgegaan met de zwijgzame oma in haar kielzog. Opeens staat ze weer voor onze neus.
‘Messieurs-dames ik heb een vraag. Ik kan de gasfles nergens vinden. Waar is die?’
‘Dat klopt dat u die niet heeft kunnen vinden, we koken op inductie’, zegt Ed vriendelijk.
Babbeloma valt zowaar even stil.
‘Dat is met elektriciteit, toch?’, vraagt ze, terwijl ze haar hoofd een beetje scheefhoudt.
‘Oui.’
Ed loopt met Chloë weg om de meterstanden op te nemen, de bruine oma blijkt nog meer noten op haar zang te hebben.
‘Madame, wat zit er achter de deur in de badkamer?’, vraagt ze aan mij.
Ik vang de blik van de zwijgoma die mij bemoedigend toelacht.
‘Maak maar open’, zeg ik, terwijl ik met haar naar de badkamer loop, ‘daar zit onze boiler in. Een elektrische’, verduidelijk ik nog maar even.
Dan neemt zij mij mee naar de tuin waar ik een aantal dwingende vragen over bomen en planten krijg. Ik beantwoord alles naar eer en geweten. Als we weer naar binnenlopen zie ik dat Chloë wat spullen uit haar auto heeft gehaald; een grote pan, een computer – de derde of vierde in het dorp, gok ik zo – wat glazen en een paar flessen champagne. Ze vraagt of wij vanmiddag na het tekenen bij de notaris zin hebben om met een glas champagne te proosten op de verkoop. Natuurlijk zeggen we ja.
Chloë is van plan om een weekje, met de oma’s, in haar nieuwe huis te logeren. Dat kan makkelijk want wij hebben het huis met flink wat inboedel verkocht; de bedden, de keukentafel met stoelen, wat lampen én we hebben – in Frankrijk heel gebruikelijk – ook wat servies, pannen, bestek en glazen achtergelaten.
Als we bij de notaris zitten, vraagt Ed aan Chloë of ze van plan is om een zwembad in de tuin aan te leggen. Plek zat. Maar nee, ze heeft al een zwembad.
Huh?
Wat blijkt; haar moeder heeft het huis van de buurman gekocht en zo hebben ze allebei een vakantiehuis mét een grote tuin én een zwembad.
Later in de middag zitten we bij Chloë aan tafel en drinken we met zijn vijven een glas champagne. Als kletsoma tóch nog een paar vragen voor ons heeft, vangt Chloë onze blik, rolt ze dramatisch haar ogen richting het plafond, zucht, en neemt dan een flinke slok uit haar glas.
Even later in de auto blijken Ed en ik allebei hetzelfde gevoel te hebben: het lege, uitgeklede huis was al niet meer ons huis. We hebben zojuist in het huis van een leuke jonge vrouw wat gedronken en we hebben er alle vertrouwen in dat het in liefdevolle handen is gevallen.
Een paar weken later mailt Ed zoals beloofd wat foto’s van het huis zoals wij het negen jaar geleden aantroffen. Een dag later krijgen we een paar foto’s van Chloë terug: daarop zien we de oma’s samen een kastje op het terras verven, Chloë poserend in een hip outfitje achter de grasmaaier, de oma met het bruine haar met een oude gieter van mij in haar hand, de oma met het grijze haar in een luie stoel genietend van de zon in de tuin en iedereen heeft een brede lach op het gezicht. Dat ziet er goed uit.
Onze zoektocht naar een huis in de buurt van zee kan beginnen.
Mobiele versie afsluiten