Ik zag in het lokale krantje een aankondiging staan van een processie, ‘La pèlerinage de notre dame d’Orient’ een pelgrimstocht die zou gaan over een traject van 4 km van het dorpje Pousthomy naar het klooster ‘Monastère des Bénédictines Notre Dame d’Orient’, waarna in de kerk een mis opgedragen zou worden. Gelovigen werden opgeroepen om in gebed deel te nemen aan deze processie.
Nu herinner ik mij als kind nog heel goed de prachtige processies die in mijn geboortestad Sittard gehouden werden. Voordat de processie van start ging werden er ’s morgens heel vroeg de meest prachtige zandtapijten op straat gemaakt. De pastoor liep onder een baldakijn die door vier potige misdienaren omhooggehouden werd. In zijn handen droeg hij de monstrans, een prachtige vergulde reliekhouder met daarin de hostie symboliserend het lichaam van Christus. Daarachter werd een prachtig Mariabeeld meegetorst. De hele stoet werd voorafgegaan door de voltallige fanfare van Sittard die weer voorafgegaan werd door de “bielemannen”. Dit waren twee uit de kluiten gewassen, op kozakken gelijkende kerels met lange baarden, een beremuts op, een leren schort voor en een enorme bijl over hun schouder. Deze “bielemannen” trokken ten tijde van Napoleon voor de troepen uit om de weg te banen. Zij ruimden bomen op die door de vijand als obstakels omgezaagd waren en de doorgang blokkeerden. De processie werd afgesloten door allerlei schuttersgilden en vendelzwaaiers. Het geheel maakte op mij, een knaapje van amper 6 jaar een enorme indruk.
De processie trok dan naar de kerk alwaar de feestelijkheden met een Heilige mis werden afgesloten.
Tijdens de Heilige mis paradeerde de koster in een prachtig uniform met sjerp, gouden epauletten op de schouders en een zwarte steek met rode pluim op zijn hoofd en een enorme staf met zilveren knots in zijn handen met opgeheven hoofd door de gangpaden. Mensen die zich niet gedroegen, of niet knielden kregen een vermanende tik met deze staf.
Ikzelf stond achter in de kerk met mijn vriendjes te klooien en te klieren. Toen de mis afgelopen was en we naar buiten liepen, stond de pastoor ons buiten op te wachten. Hij stapte naar me toe en gaf me met een enorme zwaai met zijn vlakke hand, ten overstaan van iedereen, een oorvijg van jewelste, die ik vandaag de dag nog voel nagloeien! Hij draaide zich om en liep terug de kerk in, nagekeken met goedkeurende blikken van alle omstanders.
Maar goed, terug in Frankrijk zag ik dus deze aankondigen en ik dacht: “Ik ga er eens naartoe, eens kijken wat er van de grandeur van processies vandaag de dag nog over is”.
Ik stelde me er niet al te veel van voor. Het Monastère des Bénédictines Notre Dame d’Orient kende ik al, een heel klein klooster met een fraaie kerk met houten plafond. In het klooster leefden nog drie nonnen. Bij het verzamelpunt in Pousthomy aangekomen trof ik een stuk of twintig medegelovigen aan, waarvan er niet een jonger was dan zeventig. Ik was met mijn zestig jaar overduidelijk de jongste. Na een kwartiertje kwam er een busje aanrijden waar twee nonnen uitstapten, die vervolgens uit de laadruimte een enorm Mariabeeld trachten te slepen. Na wat hulp van omstanders werd het beeld op de grond gezet en werd er met instructies van de nonnen een draagbaar in elkaar gesleuteld waar het Mariabeeld bovenop gezet werd. Na nog eens een kwartier vertrok de stoet richting Monastère met voorop het Mariabeeld dat door 4 vrijwilligers werd gedragen, gevolgd door de twee nonnen en werd afgesloten door een menigte van een veertig hoogbejaarde gelovigen. Tijdens deze “indrukwekkende” processie werd het ‘Wees Gegroet’ gebeden:
Je vous salue, Marie
pleine de grâces;
le Seigneur est avec vous.
Vous êtes bénie entre toutes les femmes et Jésus,
le fruit de vos entrailles, est béni.
Sainte Marie,
Mère de Dieu,
priez pour nous, pauvres pécheurs,
maintenant et à l’heure de notre mort.
Amen.
Het Wees Gegroet werd regelmatig afgewisseld met een Heilig lied, dat door iedereen uit volle borst werd meegezongen. De vier heren werden regelmatig afgelost door andere vrijwilligers. Ook ik was een keer de klos. Doordat ik wat groter was dan de andere drie heren, kreeg ik het merendeel van het loodzware beeld op mijn schouders. De stoet stopte een paar keer, waarbij een van de nonnen de bijbel ter hand nam en een vers voorlas.
Rond een uur of elf arriveerde de processie bij de kerk van het Monastère en werden we opgewacht door de pastoor en nog meer gelovigen, die hadden bedankt voor de wandeling van 4 km. Het Mariabeeld werd gezegend en de kerk ingedragen, gevolgd door de menigte die buiten stond te wachten.
Na de mis werden we buiten door de drie nonnen opgevangen en werden er hapjes geserveerd en uit de bekende plastic bekertjes appelsap en zoete witte wijn geschonken. De oudste non, Soeur Marie, gezeten in een rolstoel, bleek al dik in de negentig en stokdoof.
Op een gegeven moment werd er een oud mannetje, ook in een rolstoel, naast Marie gepositioneerd.
Zijn begeleidster schreeuwde in de koperen toeter, die Marie aan haar oor hield:
“Bonjour Marie!! Ici c’est Jacques!!!”
“Oui, oui” zei Soeur Marie “Saint Jaques”
“Non, non” schreeuwde de begeleidster nog harder “C’est Jacques, ton frère!!!“
Marie begreep er helemaal niks van en herhaalde hardnekkig “Oui, oui, Saint Jacques”
Algauw bleek dat er geen communicatie meer mogelijk was en keken broer en zus elkaar alleen nog maar stoïcijns aan. Na een half uurtje hield iedereen het voor gezien en ging huiswaarts.
Al met al was het weer eens zo’n memorabel en typisch Frans dagje.
Een filmpje van deze bijzondere gebeurtenis is nog te zien op: