Door: Kees Wijnen
Om het voor onze wandelaars eenvoudiger te maken, markeerden we een route in het bos met gele verfstippen op de bomen. De route loopt voor het grootste deel over ons terrein maar ook over een stuk van onze buren. Ik vroeg aan Angel, de buurman die een kilometer verderop woont, of hij er bezwaar tegen had. “Wel nee,” zei hij, “dan zie ik nog eens iemand.” En zo geschiedde, een mooie route aangelegd, waar onze gasten jarenlang gebruik van maakten. Tot er op een zekere dag wandelaars terugkwamen: “Nou sorry, Kees, we komen er niet door. Net na de beek liggen een heleboel bomen over het pad.” ”Ooohh,” vroeg ik, “is er een boom omgevallen?” “Nou, dat lijkt ons niet, het zijn er een stuk of vier en echt omgezaagd hoor.” “Dan zal Angel wat hout aan het zagen zijn voor zijn wintervoorraad. Alles zal een dezer dagen wel weer opgeruimd zijn.” Nou, niet dus, een paar weken later weer wandelaars: “Nou Kees, we komen er niet door hoor.” Ik ging zelf maar eens kijken wat er nu precies aan de hand was. En inderdaad, achter de beek op het terrein van Angel trof ik een enorme ravage aan van omgezaagde bomen en verder geen activiteiten die er op wezen dat ze hout aan het zagen waren. Dus toch maar eens bij de buurman Angel informeren. “Bonjour Angel, ça va?” “Ah oui, ça va, ça va, et vous, ça va?“ “ Oui, ça va.” Na de gebruikelijke prietpraat vroeg ik uiteindelijk hoe het ging met het houtzagen. “Houtzagen? Hoe bedoel je houtzagen?” “Nou, je bent toch bij de beek hout aan het zagen?” “Bij de beek? Welnee, dat is ook helemaal mijn grond niet!” “Jouw grond niet? Van wie dan wel?” vroeg ik verbijsterd. “Van mijn buurman.” “Jouw buurman? Heb jij een buurman? Wie is dat dan?” “Dat is Monsieur Vabre, die woont daar alleen.” “Nou ja, dat heb ik nooit geweten! Waar woont die dan precies?” “In dat huisje tegen mijn huis aan, beneden, daar.” Angel wees naar links. Ik begon nattigheid te voelen. We hadden een pad gemarkeerd over het terrein van Monsieur Vabre en aan hem had ik nooit toestemming gevraagd! Drie jaar lang had hij dat blijkbaar stilzwijgend geaccepteerd, maar nu vond hij dat het moment gekomen was dat het afgelopen moest zijn. Dat zou wel heel vervelend zijn. We moesten anders het pad een behoorlijk eind omleggen. Ik zou natuurlijk ook naar Monsieur Vabre toe kunnen gaan en hem alsnog toestemming vragen. Uiteindelijk maar voor deze optie gekozen. Ik dacht, als ik nu het boetekleed aantrek en duizend excuses aanbiedt, wellicht dat hij dan alsnog toestemming geeft. Dus ik naar het huisje van Monsieur Vabre; inderdaad een piepklein huisje met weggerotte ramen, luiken nog half in de scharnieren en zonder een spatje verf, en een half ingestort dak. Ik klopte op de deur, want een bel zat er natuurlijk niet. Ik kreeg geen reactie. Ik klopte nog een keer, maar nu wat harder, geen reactie. Ik keek door het raam tussen de spinnenwebben door en klopte op het raam. Uiteindelijk hoorde ik gestommel. Met veel gekraak ging de voordeur open en verscheen een oud krom baasje van dik in de zeventig met een alpinopet op, een stoppelbaard van tien dagen en een afgekauwd stuk sigaar tussen zijn nog twee overgebleven zwarte tanden. Ik zei: “Bonjour Monsieur Vabre, je suis le voisin qui habite à La Libaudié, comment allez-vous?” “Ah oui, ça va, ça va, et vous, ça va?“ “ Oui, ça va.“ Na het gebruikelijke introductiepraatje dat nergens over ging, begon ik te vertellen dat ik een pad had gemarkeerd en er vanuit was gegaan dat het terrein van Angel was en dat ik er nu achter kwam dat dit helemaal niet het geval was. Hoe had ik zo stom kunnen zijn! “Ah, oui,” zei hij verbolgen: “C’est à moi eehh, je suis le propriétaire!“ Ik bood hem vervolgens duizend excuses aan en vertelde hem dat ik dit een bijzonder vervelend misverstand vond en dat ik hiermee misschien zijn privacy had geschonden. Monsieur Vabre bevestigde in een nauwelijks verstaanbaar mengsel van half-Frans en half-Occitaans, mijn grove schending van de landsgrenzen en begon onmiddellijk uit te weiden wat de gevolgen hadden kunnen zijn. Het was tenslotte zijn terrein, jawel, 3.5 ha, en hij was aansprakelijk. Stel je eens voor dat er een boom omviel bovenop het hoofd van een passant. Nou, dan had je de poppen aan het dansen en was hij aansprakelijk! Ik bevestigde onmiddellijk zijn bezorgdheid en kwam meteen met de volgende portie verontschuldigingen.
Tot mijn opluchting vroeg hij of ik even binnen wilde komen, dat praatte wat makkelijker. Dit ging de goede kant op. Ik stapte vervolgens via de keuken zijn huiskamer binnen, die werkelijk de laatste 50 jaar geen poetslap of stofzuiger meer had gezien. De nicotine droop van de muren en de ranzige zure lucht kon je er snijden. Een muf tapijt vol met vlekken en gaten en een werkelijk onbeschrijflijke bende! En passant wierp ik nog een blik in de slaapkamer waarvan de gebarsten deur nog net in de scharnieren hing. In het midden stond een groot bed, de dekens op de grond en een oude versleten doorgezakte kapokmatras met een enorme donkerbruine vlek in het midden. Overal slingerden vuile kleren. In de woonkamer stond alleen een tafel met twee houten banken, en een grote zwartgeblakerde schouw sierde de wand. Aan de muren hingen allemaal reproducties van religieuze afbeeldingen en op de commode prijkte een groot Mariabeeld, met ernaast twee door de zomerwarmte kromgetrokken en half gesmolten kaarsen. De uitgeleefde keuken was nog helemaal in de originele staat van 1840, met een gammel fornuis met gasfles en een geisertje. In de hoek stond de afwas van een paar weken opgestapeld.
Monsieur Vabre begon dus weer uit te weiden over alle risico’s en aansprakelijkheid. Dus hoe kom ik hier verder mee, dacht ik. Op een gegeven moment zei ik tegen hem: “Alors, Monsieur Vabre, ik wil U dan hierbij officieel toestemming vragen voor een droit de passage een vrije doorgang, alleen voor onze gasten, over uw pad.” Ik vertelde er direct bij dat er hooguit één of twee wandelaars per week zouden kunnen passeren en dan alleen nog in het seizoen. Na een lange stilte zag ik hem uiteindelijk opklaren en plots zei hij: “d’Accord!” Natuurlijk stomverbaasd en opgelucht over deze plotselinge wending, begreep ik uiteindelijk dat voor hem het zere punt meer lag in het feit dat een of andere onverlaat met gele verf op zijn bomen had zitten klodderen en dat hij, na drie jaar, plots besloten had dat het zo welletjes was geweest. Vervolgens had hij de boel geblokkeerd door een paar dikke bomen om te zagen. Maar goed, we mochten er weer door, dus bood ik hem aan de bomen mee op te ruimen. Nee, dat was absoluut niet nodig. Hij zou het van de week zelf doen. Ik heb hem uitgebreid bedankt en ben de volgende dag teruggekeerd met een fles Pastis, die hij in dank aanvaardde. Het opruimen van de chaos heeft nog dik twee maanden op zich laten wachten. Monsieur Vabre is inmiddels overleden.