Door: Kees Wijnen
We waren rond de vijftig, toen we in 2004 emigreerden naar Frankrijk. Met 5 jaar middelbaar onderwijs Frans kwamen wij in Frankrijk al iets verder dan “Bonjour” en “deux bières s’il vous plait”. Nadat wij eenmaal in Frankrijk “gesetteld” waren, bleek dat een babbeltje bij de bakker en de buurvrouw ons redelijk goed afging maar een gesprek met een accountant of bij de ‘impots’ toch een andere ‘chose’ was. Naar dat soort belangrijke gesprekken gingen we dan ook steevast met z’n tweeën. “Twee matige verstaanders hebben aan een half woord wellicht ook genoeg” hoopten we dan maar. Eenmaal weer thuis legden we de puzzelstukjes bij elkaar en dachten we het allemaal goed begrepen te hebben, wat achteraf niet altijd het geval was . . .
Al gaandeweg bleek dat we best wel baat hadden van onze 5 jaar “van buiten stamp” Frans taalonderwijs van 35 jaar geleden. Onbewust kwamen le présent, l’imparfait, le passé toch weer aardig boven borrelen.
Toen we nog in Nederland woonden, gingen we steevast in Frankrijk kamperen. En stom, stom, stom; we bezochten veiligheidshalve toch maar een camping met Nederlandse eigenaren.
Eenmaal definitief in Frankrijk merkten we wel dat onze matige Franse taalbeheersing een goede integratie met de Fransen in de weg stond. We konden dan weliswaar een aardig mondje mee klappen, maar een gesprek met wat meer diepgang over bijvoorbeeld de politieke situatie in Frankrijk, de Europese klimaatdoelstellingen, de immigratieproblematiek, dan werd een goed gesprek toch wel moeilijk.
Het feit dat we inmiddels een TV schoteltje hadden geïnstalleerd en trouw naar de Nederlandse zenders bleven kijken in plaats van de Franse hielp natuurlijk ook niet echt mee. Ja, ik weet het . . . stom!
We merkten ook dat het Franse sociale leven zich voornamelijk in familiekringen afspeelde. Een avondje naar vrienden voor een hapje of een biertje is hier, zeker op het platteland, veel minder gangbaar dan in Nederland.
Nu heb ik een broer die getrouwd is met een Française en al sinds z’n twintigste in Parijs woont. Hij beschikt uiteraard over een fabuleuze jaloersmakende beheersing van de Franse taal. Alhoewel ik, nu ook al bijna 20 jaar in Frankrijk ook bij hem wel een accentje bespeur.
Hij zegt wel eens gekscherend tegen me: “zeg Kees, hoe lang zitten jullie nu in Frankrijk?”
“20 jaar” zei ik.
“Lees je wel eens een Frans boek of kijk je naar de Franse TV?” vroeg hij.
“Uhh nee” antwoordde ik “Ik weet wat je denkt, ja, stom, stom, stom!!”
“Eigenlijk zijn jullie dus naar Frankrijk gekomen om hier, zeg maar, permanent op vakantie te zijn, of zie ik dat verkeerd?”
“Je hebt helemaal gelijk Geerd” zei ik een beetje gegeneerd.
Dit gesprek heeft me nog een tijdje bezig gehouden. Hoe en waarom zijn de dingen gelopen zoals ze gelopen zijn?
Ik kwam tot de volgende conclusies:
Het geheim van een goede Franse taalbeheersing zit hem voor het overgrote deel in het hebben van een uitgebreide woordenschat! Heb je te weinig woorden paraat in je vocabulaire, dan is ieder Frans gesprek al na een paar zinnen gedoemd te stranden. Wanneer je te lang moet zoeken naar woorden begint de conversatie te haperen en haakt een Fransman al snel af.
Jawel, boeken lezen en veel Franse TV kijken helpen enorm bij het opbouwen van je vocabulaire. Maar om je woordenschat echt voldoende uit te bouwen is één ding onontbeerlijk en dat is een goed geheugen! En daar, beste mensen, schuilt hem het probleem!
Als je jong bent, zoals mijn broer die op z’n twintigste naar Frankrijk toog, onthoud je alles. Je neemt een nieuw Frans woord tot je en je onthoudt het de rest van je leven. Wij, die pas op ons vijftigste naar Frankrijk togen, zijn een nieuw Frans woord de volgende dag alweer vergeten, hoe goed je ook je best doet. Het is net zoiets als leren skiën of schaatsen op je oude dag. Dat gaat je nooit meer lukken en zal waarschijnlijk uitmonden in een paar gebroken benen.
Op je vijftigste is je geheugen nu eenmaal niet meer wat het was en daar doe je niks aan!
Midas Dekker zei ooit eens: “De tijd die je nodig hebt om een nieuwe taal te leren is je leeftijd in maanden.”
Dus, ben je 5 jaar, dan heb je 5 maanden nodig om een nieuwe taal te leren. Ben je vijftig dan heb je vijftig maanden nodig.
Wij hadden dus onze leeftijd tegen!
Achteraf kunnen we beamen dat onderstaande punten wel geholpen zouden hebben de Franse taal beter meester te worden:
• Franse boeken lezen
• Franse TV kijken
• Interesse tonen in het Franse sociale leven
• Franse contacten niet schuwen.
Een tip is overigens, als het om boeken lezen gaat, te beginnen met boeken die naar het Frans vertaald zijn, van niet Franse schrijvers dus. Dat leest makkelijker weg dan boeken van Franse schrijvers, waar toch vaak knap moeilijke zinsconstructies inzitten.
Wat de Franse TV betreft, zijn het journaal en actualiteitenprogramma’s aan te raden. Voor de rest zijn het voornamelijk stierlijk vervelende spelletjesprogramma’s van het type ‘Ik hou van Holland.’
Desalniettemin hebben wij het hier enorm naar onze zin met leuke Franse buurtgenoten “et on se débrouille plutôt bien!”
Maar hoe is het nou met jouw Franse vaardigheid?
Even een klein testje:
Het Franse woord voor een wieldop is “un enjoliveur”.
Als je morgen nog weet wat een wieldop is in het Frans dan komt het wel goed . . .