LOTgenoten

De zoektocht naar dat huis aan zee, een feuilleton nr 1

Door: Asjha van den Akker
Vorig jaar kochten Ed en ik een (ander) vakantiehuis. Onze droom was een huis aan zee. Over de zoektocht naar dat huis aan zee schreef ik een feuilleton. De komende elf weken publiceer ik elk weekend een aflevering.
Vandaag #1 Hoe het allemaal begon…
We liggen na een drukke zomer in Frankrijk met veel gasten – lees: boodschappen doen, het hele huis schoonmaken, veel te veel eten, rijkelijk vloeiende wijn, laat naar bed gaan en die riedel maandenlang herhalen – een beetje bij te komen op een Grieks strandje.
Dat we veel bezoekers hebben gehad, is voor een groot deel mijn eigen schuld, de meeste mensen heb ik namelijk zelf uitgenodigd; vrienden in Frankrijk, familie, vrienden uit Nederland en andere leuke mensen. En dan is er ook altijd nog dat ene clubje – huizenbezitters in den vreemde herkennen dit – dat zichzelf uitnodigt.
Zo kregen we ooit midden in de nacht een mailtje van onze opticien uit Amsterdam. Hij vroeg of hij met zijn vrouw welkom was voor twee nachtjes. Maar die vraag was eigenlijk geen vraag. Hij liet namelijk op hetzelfde moment weten dat zij al onderweg waren en rond etenstijd zouden arriveren. Omdat bij ons de koelkast, het wijnrek en het voorraadhok altijd goed gevuld zijn, vonden we dat geen enkel probleem. Zij arriveerden inderdaad rond etenstijd en daar zaten we dan, aan tafel met een stel dat we hooguit één keer per jaar in hun winkel zagen.
Tafelgenoten vallen wat mij betreft in twee categorieën uiteen. Er zijn de mensen die zich het glas tijdens de maaltijd door ons laten vullen en er is het aanzienlijk kleinere groepje doe-het-zelvers dat ongevraagd de fles pakt en zichzelf bijschenkt, niet gehinderd door de aard van de wijn of het gerecht dat ermee gepaard gaat.
De opticien viel in de laatste categorie. Sterker nog, hij viel in de categorie ‘we zetten het op een zuipen want we zijn er nu toch’. Nu valt Ed in de categorie ‘ik kan met gemak de oogst van een kleine wijngaard wegwerken want ik heb er de volgende dag toch geen last van’ en dus werd het een latertje waarbij de opticien ook de vrije hand werd gegund met de fles cognac. Want ja, we zijn er nu toch….
De ochtend na de korte nacht zat alleen de vrouw van de opticien aan de ontbijttafel. Haar man voelde zich niet lekker, zei ze. En of we misschien een teiltje hadden?
Lichtelijk gegeneerd trok zij zich met een boek terug in de tuin. Op het moment dat zij zich omdraaide in onze spiksplinternieuwe hangmat, scheurde ze er tot op de grond toe uit. Hij liet zich de volgende ochtend pas weer zien. We zijn daarna op zoek gegaan naar een andere opticien.
Het is stil op het Griekse strandje. Het is laat in het seizoen en de meeste toeristen zijn weer naar huis. We hebben net gezwommen en liggen op te drogen onder een parasol want de zon heeft geen vakantie. Zo nu en dan start er een nieuw krekelconcert in de olijfbomen op de heuvel achter het strand. Ik lig met gesloten ogen te genieten van het geluid van de branding en van de warmte op mijn lijf.
‘Weet je wat ik wel zou willen’, zegt Ed na een tijdje.
‘Een ijskoffie of een Porsche’, antwoord ik.
‘Een huis aan zee’, zegt Ed.
Dat antwoord is voor mij geen verrassing. We vinden allebei de zee heerlijk, we houden ervan.
Ik ben opgegroeid aan de kust en ervaar de zee in elk jaargetijde als een ongrijpbaar fenomeen. De oneindigheid, de verre horizon, het geluid van de aanrollende golven en zelfs het gekrijs van de meeuwen vind ik rustgevend. Elke zomer geniet ik van de allereerste keer met mijn voeten in het water, van de heldhaftige visjes die vlak bij het strand durven te zwemmen, de zilte geur, het zout in mijn haar en de zonsondergangen. Zelfs gillende kinderen zijn aan zee beter te doen dan bij een zwembad. En voor een eindeloze wandeling langs de branding mag je mij altijd wakker maken. Vandaar dat we elke zomer in Frankrijk een paar dagen de tijd nemen om een voor ons nog onbekend stuk kust te ontdekken. Soms gaan we naar de Atlantische kust, soms naar de Middellandse Zee, we genieten er overal van.
Een huis aan zee, als dat toch eens zou kunnen.
De rest van de week fantaseren we erop los. Soms heeft het huis een tuin, de andere keer een dakterras. De ene keer is het lekker groot, dan weer charmant en klein. Soms ligt het in een middelgrote stad – aan hoeveel inwoners denk je dan precies, vraagt Ed bloedserieus aan mij – dan ligt het weer in een levendig dorp. Soms is het huis vrijstaand, dan weer niet. Soms gaan we er permanent wonen – dat is in geval we iets winnen in een loterij waarvan we niet eens wisten dat we daaraan meededen – maar meestal is het een gezellig, fijn vakantiehuis. Wat bij elk fantasiehuis terugkomt is een bakker, een café en een restaurant in de buurt.
‘Het huis bestaat dus al’, zeg ik op een avond, in een filosofische bui.
‘We hoeven het alleen nog maar te vinden’, zegt Ed, praktisch als altijd.
Het zou mooi zijn om nu te zeggen ‘en de rest is geschiedenis’, maar dat zou een leugen zijn. Want natuurlijk zijn er reële obstakels, die zijn er altijd als je stopt met fantaseren en dromen. Een vrij grote uitdaging bestond in de vorm van een groot huis met een joekel van een tuin op een prachtige plek in de Dordogne. De enige manier om onze droom van een huis aan zee te laten uitkomen, is eerst dat huis verkopen. En afscheid nemen van het dorp, de dorpelingen, onze favoriete restaurants en onze vrienden daar.
Maar het zaadje was geplant.
Mobiele versie afsluiten