De torenvalken

Door: Kees Wijnen

“Gelukkig” zei Marjo “Ze zijn er weer! Ze hebben de winter overleefd. Wat zullen we dit jaar weer met ze meemaken!”
Ieder jaar in maart waren we verheugd als ze weer verschenen en we hun karakteristieke schreeuw hoorden die we uit duizenden herkenden. De “faucons crécerelles” heten ze hier in Frankrijk. Het mannetje is te herkennen aan een grijs kopje in plaats van een bruin bij het vrouwtje.
De torenvalken kwamen ieder jaar weer terug om in de muur van onze boerderij hun nest te maken. Nou ja, nest, ze leggen hun eitjes gewoon op de stenen. Niks geen takjes, mosjes of donsjes! Ze kozen altijd de westmuur. Van daaruit hadden ze een prachtig uitzicht op het lagergelegen weiland, waar het wemelde van de muizen. In onze muur zaten een aantal vierkante gaten waar, naar wij vermoedden, bij de bouw de steigerpalen hadden gezeten. Ze kozen ieder jaar één van deze gaten en legden daar vier tot zes eitjes. Maar eerst werd de liefde bedreven. Onder luid geschreeuw balanceerden ze met z’n tweeën op een akelig dun takje in het topje van een boom. Zij legde dan een eitje en het tafereel herhaalde zich weer voor het volgende legsel. Meestal kozen ze het bovenste gat, vlak naast het raam van een gastenkamer. Ik heb ze gedurende een paar maanden met de camera gevolgd. Ik monteerde mijn camera op een stok, ging, met gevaar voor eigen leven, in de vensterbank zitten en kon dan mijn camera net voor de ingang van het nest zwaaien. Torenvalken eten voornamelijk muizen en ze zijn ware meesters om ze te vangen. Ze doen dat “biddend”. Je kent het wel, ze hangen dan doodstil in de lucht en al fladderend houden ze hun kopje exact op dezelfde plaats. Doordat ze hun kop zo kunnen fixeren zijn ze in staat om iedere beweging ver beneden hen feilloos waar te nemen. Zodra ze iets zien bewegen, duiken ze naar beneden, grijpen hun prooi met hun klauwen, en knijpen met hun “duim”, waar een vlijmscherpe nagel aanzit, de muis morsdood. Ze bijten de kop eraf en eten de rest op. Voor hun jongen wordt de muis in stukken getrokken en ze voeren de kuikens kleine stukjes vlees. Als de kuikens een paar weken oud zijn, doen ze dat niet meer en leggen de muis, zonder kop, voor het jong neer. Die moet dan zelf maar uitzoeken hoe hij zijn maaltje naar binnen schrokt. Een vriend vertelde me dat torenvalken ultraviolet licht kunnen zien en dat muizen onzindelijk zijn en overal urinesporen achterlaten. De valken zien dit zelfs vanaf grote hoogte en kunnen zodoende muizen snel opsporen.

Ieder jaar maakten we wel weer wat mee met onze vriendjes. Zo hadden ze een keer een ander gat in de muur uitgekozen, recht boven de regenton. Op een gegeven moment kwam een van de gasten naar me toe:
“Kees, er ligt een jong in het water van de regenton te spartelen!! Zo zielig!!” En inderdaad, ik zag nog net een kuiken koppie onder gaan. Ik haalde hem eruit en legde hem op een handdoek. Met een föhn hebben we hem droog geblazen, anders zou hij het zeker niet overleven. Nu moest hij nog terug in het nest. Dat zat vijf meter boven de grond. Dus de ladder tegen de muur gezet en onder luide belangstelling van de andere vijf kuikens het jong weer bij z’n vriendjes gezet. Hij heeft het nog gered ook. Een ander jaar, ergens in juni, hoorde ik de twee torenvalken luid schreeuwend cirkels draaien boven hun nest. Ze waren duidelijk in paniek. Een van de gasten wees naar boven: “Kijk, er zit een jong op het dak!!”
Op de nok van het dak zat een al aardig volgroeid jong maar nog vol met donsveren. Die was veel te vroeg het nest uit gefladderd. Die kon met al dat dons echt nog niet goed vliegen. Hoog in de lucht cirkelden al een stuk of tien wouwen rond die deze prooi al gespot hadden en wel in waren voor een lekker hapje. Dus wederom met de ladder het dak op en geprobeerd om met een vlindernetje het jong te pakken te krijgen. Na een balanceer act had ik hem dan eindelijk te pakken, waarbij hij me met z’n klauwen al flink gemeen in mijn vingers kneep. De ouders cirkelden nog steeds in paniek boven ons hoofd. Vervolgens de ladder weer onder het nest gezet waarna ik met het jong in mijn hand moeizaam naar boven klom. Halverwege de ladder begon het jong ineens te krijsen. Ik dacht: “hou je kop jong!! Dadelijk krijg ik je Pappie of Mammie in mijn nek!!”
Ik had het nog niet gedacht of ik zag een van de ouders in een kamikaze duik recht op me afkomen. Gelukkig bleef het bij schijnaanvallen en dus klom ik gestaag door naar het nest waar ik het jong in deponeerde en vlug aan de afdaling begon. Ook dit jong heeft het gered en is later succesvol uitgevlogen. Half juli vliegen de jongen uit en blijven zeker nog tot in september rondom het huis ergens in een boom zitten alwaar ze door de ouders gevoed worden. Regelmatig moesten we te hulp schieten als er bijvoorbeeld een jong vastzat in de bramen of zo. Ik deed dan toch maar tuinhandschoenen aan om het beestje uit de doorns te bevrijden.
Ze kregen ook vliegles. Een van de ouders kwam dan met een muis in zijn snavel langs gevlogen en probeerde luid schreeuwend het jong mee te lokken. Ze maakten dan samen een rondje waarna het jong zijn hapje kreeg. Altijd weer een bijzonder spektakel. Eind september vertrokken ze een voor een en je hoopte dan maar dat de ouders de winter overleefden en het komend jaar terug zouden keren.

Volgende artikel

Verwante berichten