Door: Kees Wijnen
Bij heftige regenval verschijnt altijd bij ons parkeerterrein uit het niets een klein beekje. Wanneer het weer eens naar beneden kabbelde, leidden we het in goede banen. We vonden het wel grappig eigenlijk, ons eigen beekje. Op een dag ben ik eens gaan kijken waar het eigenlijk vandaan kwam. Boven ons huis loopt een pad omhoog en daarboven is weer een asfaltweg met een greppel ernaast. De greppel voert het overtollige water op diverse plaatsen af, via buizen onder de weg door naar beneden. Dan komt het water op dat bospad terecht, net boven ons, waar het via geulen in het pad verder naar beneden stroomt. Als het een paar dagen flink geregend heeft, kan dat dagen daarna nog zo blijven stromen.
In oktober werden wij gebeld door vrienden, die iets verderop wonen. Ze hadden konijn in de oven, of we vanavond zin hadden om te komen eten. Nu riep konijn bij ons best wel trieste herinneringen op. Toen we laatst zelf konijn op het menu hadden, kregen we een telefoontje uit Nederland dat onze beste vriend op vijftigjarige leeftijd een hartstilstand had gehad en was overleden. Maar goed, het zou toch wel smaken. Tijdens het eten regende het onafgebroken, de hele avond door. We dachten dat het op een gegeven moment zelfs stortregende. “Goh,” zeiden we even later, “het is echt noodweer!”
Toen ging de telefoon… onze buurman… we moesten onmiddellijk naar huis komen, het ging hier helemaal mis!! Dus wij lieten het konijn voor wat het was, verontschuldigden ons bij de gastheer en gastvrouw en snelden naar huis. Krap twee stappen buitengezet, naar onze auto rennend, waren we al doorweekt. Onderweg zagen we water over de weg stromen en overal lagen takken en grote keien op de weg! We bedachten dat ook dit konijn ons geen geluk had gebracht en besloten nooit meer konijn te eten! Thuis aangekomen, zagen we in het schijnsel van de lantaarnpaal op de plek waar normaal gesproken ons beekje kabbelt, een enorme water-, zeg maar moddermassa, via het parkeerterrein naar beneden kolken, de garage in en verder het pad af. Een ander deel stroomde het camping sanitair in. Ons lieflijke beekje bleek aangezwollen tot een gevaarlijke woeste modderstroom. Wij trokken laarzen en regenkleding aan en begonnen meteen met schoppen geulen te graven om het water in betere banen te leiden. Toen we het sanitair inliepen, zagen we een modderlaag van 30 cm lichtbruine “chocola.” We deden de deur naar het vertrek ernaast open. Dat hadden we dus niet moeten doen; de modder stroomde er onmiddellijk naar binnen! In de garage zagen we de maaimachines tot hun knieën in de modder staan. Overal lagen keien en het pad naar de camping was helemaal weggespoeld. Nog een geluk dat er geen gasten waren. Tot 2 uur ’s nachts hebben we door geploeterd. Daarna zijn we, volledig gesloopt, naar bed gegaan. De volgende ochtend zagen we pas goed wat de natuur had aangericht; wat een chaos. We hebben onze verzekeringsman en de burgemeester gebeld. De burgemeester stond binnen 10 minuten op de stoep en keek ons beduusd aan, “quelle horreur, quelle ménace,” zei hij verbouwereerd. Hij vroeg of hij wat mensen moest optrommelen om ons te helpen.
“Nou heel graag,” zeiden we. Een half uur later kwam André, een boer die boven ons woont, de chaos bekijken. Ook hij was geschokt van wat hij zag. Hij bood aan om met zijn graafmachine de modder weg te schuiven. Met de hand die plakkende massa weghalen was geen doen. Hij maakte een schatting van de kosten. Ondertussen was de verzekeringsman gearriveerd. “Oh la la, quelle sinistre!” riep hij uit. Hij vertelde dat alle schade die binnen was aangericht vergoed zou worden.
“Pas de problème, vous êtes tranquilles!” maar de schade buiten, tja, dat was “tant pis” niet gedekt. Daar waren wij dus al bang voor. Een uur later verscheen André weer, nu mét de grote bulldozer en zijn hulpje. Ze zijn twee dagen met de machine bezig geweest om de troep af te voeren. Later vertelde hij dat hij zeker 15 ton modder had weg geschept en bij de parkeerplaats van het talud had gestort. De parkeerplaats was nu een stuk groter geworden. Toen we een dag later het kampeerterrein opliepen om te kijken of daar schade was, kwamen we allerlei bezittingen van ons tegen. Kratten, plastic tonnetjes, olieflessen en dergelijke waren door de stroom uit de garage mee gespoeld en troffen we nog ver in het bos aan. Enkele dagen later was alles weer opgeruimd en begonnen we ons af te vragen wat er nu precies gebeurd was.
De boeren hadden een paar dagen tevoren boven op de heuvel de akkers geploegd. Deze losse grond spoelde met het daaropvolgende noodweer natuurlijk makkelijk weg en samen met de vele pasgevallen bladeren verstopte het direct de sloten en de buizen onder de weg, waarna het zich weer kon verzamelen en over de weg de helling afstromen. Weer later bleek dat de boer van deze akkers André zelf was!! “Wel verdomme, hij had hier dus zijn eigen modder staan weg scheppen.
” We hebben in ieder geval aan de burgemeester gevraagd of er maatregelen genomen konden worden om herhaling te voorkomen. Hij beloofde ons dat er boven ons een opvangbak gemaakt zou worden met een grote duiker onder de weg door, zodat het water niet meer bij ons kon komen. Na nog diverse keren aangedrongen te hebben, werd uiteindelijk, twee jaar later, die put gemaakt. Nog geen half jaar later was er weer een soortgelijke hoosbui. Er viel toen in een uur tijd, midden in de nacht, ruim 64 mm water! De put had gewerkt! Toen ik er de volgende dag ging kijken, kon je goed zien dat het er behoorlijk gespookt had.
Het jaar daarop, het was eind juli, we lagen lekker te slapen, werd ik wakker van een enorme onweersbui. De wekker gaf 3 uur ’s nachts aan. Het weerlichtte continue en de donderklappen waren oorverdovend en angstaanjagend. Toen ik naar buiten keek, vloog de regen horizontaal langs de ramen en zag ik de bomen vervaarlijk heen en weer zwiepen. Er loeide een storm om het huis zoals ik die nog nooit had meegemaakt! We deden onze regenkleding en laarzen aan. Eenmaal buiten wist ik het zeker: Dit is het einde der tijden! Daar liepen onze gasten al rond in complete paniek. We maakten meteen de bar in de Grange open en loodsten alle gasten naar binnen, blij dat ze een veilig heenkomen vonden. Op de camping was het complete chaos! Mensen liepen schreeuwend en gillend in het rond. Er waren een paar bomen omgewaaid, bovenop auto’s! Een enorme tak was afgebroken die een tent in tweeën had gespietst. De bewoners zaten gelukkig al in de Grange. Een andere boom was vlak naast een tent neergekomen. Verderop waren acacia’s als luciferhoutjes afgebroken. Caravanluifels afgescheurd. De regen gutste in striemen naar beneden, putten stroomden over en hele stukken grond waren weggespoeld. De chaos was compleet!! Terug in de Grange waar alle gasten zich verzameld hadden, hebben we koffiegezet en maar een kalmerend plaatje opgezet. “Zachtjes tikt de regen tegen ’t zolderraam”. Na een uur kalmeerde de storm en konden we weer terug naar bed. Morgen zien we wel weer verder. De gasten die geen tent meer hadden, hebben we op een kamer kunnen installeren. De volgende dag bleek pas goed wat de orkaan had aangericht. Wat een ravage! Iedereen stak de handen uit de mouwen om de boel op te ruimen. Voorzichtig haalden we de omgewaaide boom van de twee auto’s af. Die hadden aardig wat averij. Iedereen hielp mee. Ik herinner me nog dat één stel doodgemoedereerd in Albi boodschappen ging doen en zich niet bewust leek van de enorme ravage. Bij een grote eik was een enorme tak afgebroken die nog aan een paar vezels vervaarlijk boven een tunneltent bungelde. We hebben toch maar eerst de hele tent verplaatst, alvorens de tak naar beneden te halen. Een paar dagen later was alles gelukkig opgeruimd en had ik weer voor een jaar hout voor de kachel!
Zo zie je maar; met de natuur valt niet te spotten!
Meer artikelen lezen van deze auteur? Klik HIER.