Door: Kees Wijnen
We reden op paaszaterdag eind maart op de D999 naar Alban, alwaar we om 10 uur een makelaar in het café op het marktplein zouden ontmoeten. We waren weer eens op jacht in Frankrijk en hadden op internet een paar fraaie stulpjes uitgezocht. Bij nog geen enkel huis hadden we het “waaaauw” effect ervaren, wat toch absoluut noodzakelijk is voor de plek van je leven. Bij aankomst bleek het ene huis nog een grotere uitgeleefde bouwval dan het andere. Het plan was om ergens in Frankrijk, liefst beneden de lijn Bordeaux ‒ Lyon, een naturistencamping te starten. Inmiddels hadden we al een stuk of tien plekken bezocht. Alleen dat was op zich al genoeg stof voor het schrijven van een boek. Enfin, we zaten ondertussen lekker in het zonnetje met een café allongé en een croissant te wachten op de makelaar, waarvan we uiteraard niet wisten hoe hij eruit zag. Altijd spannend was dat: net een blind date. Kwam er weer iemand aanlopen. . . “Zou dat hem zijn? Nee, toch niet.” Deze keer stapte een vrouw vastberaden op ons af en vroeg of wij Madame et Monsieur Wijnen (uitgesproken Visgnèn) waren. Na een vlug kennismakingsgesprek en het ondertekenen van een exclusiviteitsverklaring, waarbij we verklaarden dat de mogelijke aankoop van het onroerend goed uitsluitend via hun makelaarskantoor zou geschieden, vroeg ze ons achter haar aan te rijden. We informeerden nog even of het geen probleem zou geven, die plannen van ons, naturistencamping en zo?
“Non,” zei ze, “pas de problème. De gemeente zal best meewerken.”
OK, wij dus achter haar aan. Nu vonden we de omgeving waar we op dat moment rondreden niet echt geweldig, maar goed, we zouden wel zien. Maar oh jée, hadden wij even moeite haar bij te houden. Dat mens reed als een kamikaze Grand Prix piloot en sjeesde in haar Cliootje met zeker 100 km per uur via allerlei “chicanes” naar beneden de berg af! We zagen wel dat het landschap al heel snel ten goede veranderde en eenmaal beneden in het dal kwamen we in een prachtige vallei, de Vallée du Tarn. Waaauuw, wat een vergezichten! Wat een natuur! Maar veel kans om ervan te genieten kregen we niet, ik had al moeite genoeg mijn auto op de weg te houden, want ze jakkerde maar door! Uiteindelijk kwamen we bij La Libaudié, ons volgende object, een prachtige oude boerderij, van buiten nog helemaal “en pierre”. We keken elkaar aan en zeiden meteen: “Dit zou wel eens iets kunnen worden” en “dit kan niet waar zijn! Voor die prijs!” We maakten kennis met de Zwitserse eigenaar, en de makelaar vroeg of ze met haar cliënten een ronde kon maken. Ondertussen vertelde ze ons dat de zus van de eigenaar met haar man en haar moeder in het voorste deel van het complex woonden en daar ook bleven. Daar hadden we al iets over gelezen in de advertentie, maar géén idee hoe dat precies in elkaar stak. Tijdens de rondleiding vertelde ze dat we ons goed moesten realiseren dat het huis niet beschikte over een elektriciteitsmeter, noch een watermeter. Momenteel was er maar één teller voor de eigenaar en zijn zus in het aangrenzende pand. Het een en ander moest nu losgekoppeld worden. We moesten dus onze eigen meter aanvragen bij de instanties. Dat leek ons een formaliteit.
“Ja, ja” zei de makelaar “dat klopt, verder geen probleem.”
We liepen ook nog een stukje door het 14 hectare grote bos dat om het huis heen lag en zagen onderweg al allerlei mogelijkheden om onze camping te realiseren. Ondertussen legde ik haar nog eens onze plannen uit, dat we dus een naturistencamping wilden opzetten en dat ik me kon voorstellen dat de buren daar niet direct gecharmeerd van zouden zijn. “Wel,” zei ze, “laten we dan maar eens met de buren gaan praten.”
Nou, de buurman was allerminst gecharmeerd!
“Je mag hier van mij alles beginnen wat je wilt, een camping, een hotel, maakt me niet uit, maar als je hier met naaktgedoe aan de gang gaat, zal ik alles in het werk stellen om dat te beletten!!!”
Nou, dat was duidelijke taal. Geen La Libaudié dus. Na nog wat pogingen namen we afscheid van de makelaar en reden we diep teleurgesteld weg. Van de weeromstuit sloegen we linksaf in plaats van rechts en kwamen even verderop tot stilstand. Doodlopende weg! We hadden hier een prachtig uitzicht over de Tarn. Jeminee, wat was het hier mooi. We hebben op dit fraaie uitzichtpunt nog zeker een uur met elkaar zitten praten. “Tja, dit is toch wel de plek van ons leven en voor een prijs die we ons kunnen veroorloven. Is dat naturisme nu eigenlijk wel zo belangrijk? Kunnen we niet een gewone camping beginnen of gastenkamers?” Na rijp beraad besloten we terug te keren. De makelaar was natuurlijk al weg. We vroegen aan de eigenaar of we nog even rond mochten kijken. Dat was geen probleem. We hebben toen in alle rust het hele domein nog eens goed kunnen bekijken en kunnen overwegen. Toen we weer hand in hand door het bos liepen en ons realiseerden dat dit allemaal van ons zou kunnen worden, barstte Marjo plotseling in huilen uit. “Maar schatje” zei ik bezorgd “Wat is er aan de hand?”
“Dit wordt gewoon onze plek” antwoordde ze met een bibberlip! Toen was het duidelijk, we hadden onze stek gevonden! We liepen weer terug naar boven.
Onderweg viel er plotseling uit het niets een nog stuiptrekkende bloedende muis zonder kop vlak voor onze voeten! We schrokken ons rot! “Kijk” zei ik naar boven wijzend “die torenvalk daar biedt ons een welkomstgeschenk aan!” Dat was wel heel symbolisch! We hebben vervolgens de makelaar gebeld en gezegd dat we een bod wilden uitbrengen en dat ze maar weer terug moest komen. Diezelfde dag nog boden we een bedrag dat veel lager was dan de vraagprijs. We kregen inmiddels al wel het zware vermoeden dat de eigenaar en eigenaresse allebei behept waren met een behoorlijk drankprobleem. Tijdens de rondleiding liep hij regelmatig even weg. Zijn handen trilden enorm. Eén keer zag ik bij toeval, door het keukenraam, dat hij de fles Ricard zo aan zijn lippen zette. Met water aanlengen? Ben je gek, hop, puur naar binnen! Diezelfde avond nog, we zaten in ons hotelletje te eten, ging ons mobieltje. De makelaar feliciteerde ons, het bod was geaccepteerd! We sprongen een gat in de lucht en tegelijkertijd beseften we pas goed wat we besloten hadden. Wat zou ons nog allemaal boven het hoofd hangen? Vanaf nu werd het bittere ernst!
De overdracht
In juli 2002 was het dan zo ver. De overdracht bij de notaris. We hadden de dag van tevoren op La Libaudié afgesproken om te kijken of alles schoon en leeg werd opgeleverd. Nou, dat viel zwaar tegen. Toen we aankwamen was de eigenaar nog volop bezig met verhuizen. In de bijgebouwen troffen we één grote chaos aan. We wisten van tevoren dat het altijd even schrikken was als je een leeg huis aantreft, maar dit overtrof onze stoutste verwachtingen. Zeg maar rustig: één grote teringzooi! De eigenaar, duidelijk al aan zijn zoveelste borrel die ochtend, legde ons uit dat het allemaal wat tegenzat. Hij vroeg: “Tja, ik heb hier en daar nog wat waardevolle spullen liggen, zal ik die maar achter laten?”
Ik vroeg: “Wat zijn dat dan, die waardevolle spullen?”
“Nou, in de schuur lag nog een hele partij planken en très bon état, op de vliering lagen vijf matrassen, nog nieuw in de verpakking” en zo ging hij nog even door met een opsomming van kostbaarheden.
Wij dachten: “Als wij gaan eisen dat hij de zaak leeg oplevert, is hij hier nog maanden bezig, zeker in zijn conditie.” We gingen dus akkoord.
De volgende dag bij de overdracht zaten we keurig “op ons Paasbest” gekleed in het kantoor van de notaris waar de aktes voorgelezen werden. Wij in luchtig zomerkostuum, de eigenaar in een smoezelig T-shirt en korte broek, en zij in een tienerrokje met bloemetjesmotief. De eigenaar keek op een gegeven moment zenuwachtig op zijn mobieltje.
“Even een telefoontje beantwoorden,” zei hij, verliet het kantoor en kwam even later met een vette drankwalm voor zich uit weer binnen. Verder zat er nog een dubieus figuur bij de overdracht. Later begrepen we dat het een geldschieter was, die aan de eigenaar vele euro’s had geleend. Toen we na het voorlezen van de aktes buiten afscheid namen, zagen we het gezelschap, met de geldschieter, de kroeg in duiken. Er moest duidelijk even iets geregeld worden…
De volgende dag arriveerden we wederom op La Libaudié, maar nu als de nieuwe “grootgrondbezitters.” Na even gedag te hebben gezegd bij de buren stapten we ons pasverworven huis in. Dat was wederom even slikken. Wat een bende, een onbeschrijflijke smeerboel, troffen we daar aan! Eerst maar eens een kopje thee zetten, maar… geen water en ooohhh . . . ook geen elektriciteit!
“Even aan de buren vragen of er iets aan de hand is.”
“Ja,” zeiden ze, “alles is afgesloten. Jullie moeten eerst water en elektra aanvragen.”
Nu herinnerden we het ons weer. Het was ons wel verteld bij de koop. Maar ja, met onze kennis van het Frans en de rappe tong van de makelaar was blijkbaar niet alles goed tot ons doorgedrongen. Maar de buren boden ons gelukkig aan dat we voorlopig wel even van hun water en elektriciteit gebruik mochten maken (we bespeurden enig leedvermaak!). De volgende twee weken waren we gestart met het opruimen en schoonmaken van de ergste troep. Wij waren ook benieuwd naar de kostbaarheden die de vorige eigenaar achtergelaten zou hebben. Welnu, de voorraad planken bleek volledig verrot, nat, beschimmeld en kromgetrokken. Bij het openen van de verpakking van de gloednieuwe matrassen vlogen de muizen alle kanten op! Verder waren we eigenaar geworden van verrotte, uitgeleefde, afgedankte, schimmelende en stinkende zooi, vaten afgewerkte olie, kisten vol onduidelijke bestrijdingsmiddelen, planken met lege potten, pannen, verroest gereedschap, gesloopte maaimachines, enz., enz. Na het schoonmaken van het privégedeelte begonnen we met het leeghalen van de grote schuur. We zijn een volle week bezig geweest om überhaupt de zooi naar buiten te gooien. Er groeide al gauw een respectabele berg troep van drie meter hoog. De buurman kwam in paniek toegesneld:
“Jullie gaan dat nog niet allemaal weggooien, toch? Zonde!”
“Nou,” zeiden we, “als je het wil hebben, kom het maar halen.”
Toen puntje bij paaltje kwam bleek hij daar weinig trek in te hebben. Helemaal moedeloos belden we uiteindelijk een afvalverwerkingsbedrijf om de boel op te halen en af te voeren. Een paar dagen later kwam er een vrachtwagen om de vuilcontainer te plaatsen. Ja, een vuilcontainer was het! Een bak van zeker 1,5 meter hoog! Als we daar alles in moesten gooien, waren we weer een week verder! De chauffeur zag de berg afval en onze wanhopige gezichten en stelde voor:
“Moet ik het anders even inladen?”
“Inladen?” zeiden we. “Kan dat?”
“Nou, ja, ik heb zo’n hydraulische arm; ik kan het hele zootje zo oppakken!” Binnen een uur reed hij met een volgeladen vrachtwagen weg en waren wij eindelijk van de zooi verlost!
Wat een bijzonder verhaal