Door: Kees Wijnen
In de verte hoorden we een meute honden blaffen. Ze waren weer aan het jagen. Dit keer op ons terrein. We hadden 14 ha bos. De Fransen zijn gepassioneerde jagers. Wat het “second amendment” is in Amerika is hier in Frankrijk het recht van de jacht. Als je niet wilt dat er op jouw terrein gejaagd wordt, zul je dat zelf met bordjes aan moeten geven “Chasse interdit!” Je maakt je dan niet bepaald geliefd in de omgeving. Zo stapte mijn buurman, fel tegenstander van de jacht, op hoge poten naar de burgemeester om zijn beklag te doen over de jacht op zijn terrein. Maar ja, de burgemeester was ook voorzitter van de jachtvereniging . . . Wij zelf, ook geen jachtliefhebbers, lieten maar voor wat het was.
Ondertussen schoten 2 everzwijnen in razende vaart langs ons heen, gevolgd door een woedende meute bloedhonden. Even later stonden we met een stel jagers te praten:
“Jullie hebben hopelijk toch wel in de gaten dat onze teckel Pico geen konijn is hè!”
“Nee, maakt u zich geen zorgen, dat komt goed”
Ik vroeg “Nu heb ik begrepen dat omwonenden ieder jaar een stukje vlees krijgen als dank voor gebruik van hun terrein. Wij wonen hier nu al 10 jaar, maar hebben nog nooit iemand gezien”.
“Ah bon! C’est vrai? We melden dat wel bij de club.” Ik dacht daar meteen het mijne van.
Een andere keer, we zaten op ons terras te genieten van de najaarszon, hoorden we 2 enorme knallen! We schrokken ons een slaghoedje! Sakkerloot, dat was wel héél dichtbij. Nog geen seconde later rolden de hagelkorrels bij ons van het dak naar beneden voor onze voeten!! In de wei zagen we een jager lopen, dus we zwaaiden wild met onze armen. Hij begreep gelukkig al dat hij fout zat!
In onze omgeving wordt de drijfjacht bedreven, een vorm van jacht waar ikzelf niet veel waardering voor kan opbrengen. Ik heb meer respect voor de solitaire jager die, één met de natuur, zijn prooi besluipt en op het laatste moment besluit of hij zal doden of niet. Nee, hier trekt een groep drijvers de bossen in met een meute bloedhonden of ruwhaar teckeltjes. De jagers zitten dan lui op de vangrail langs de weg bij een weiland te wachten tot het wild de weg of weiland oversteekt om ze vervolgens rücksichtslos, zonder aanziens des diers, af te knallen. Dat ze ruwhaarteckels gebruiken, verbaasde mij. Nu blijkt dat zwijnen zich verstoppen onder braamstruiken. Ruwhaarteckels kunnen daar perfect onderdoor “teckelen” en blijven met hun borstelige vacht nauwelijks aan de doorns hangen. Bovendien wordt een zwijn niet bang van zo’n joekeltje. Hij kijkt achterom en gaat er vandoor. Zetten ze grote honden in, dan wordt zo’n zwijn bang en gaat direct in de aanval. Kans is groot dat de hond eindigt met een opengereten buik. Vaak doen ze de bloedhonden een leren schort aan en bescherming rond de poten. De snijtanden worden ook nog eens voorzien van stalen stifttanden. Zo’n beest ziet er dan behoorlijk angstaanjagend uit.
Het zijn voornamelijk de boeren die hier jagen. Zij kennen ruwweg vier categorieën honden:
Erfhonden. Dit zijn gevaarlijke loslopende blaffers, die een hoop herrie maken, maar onder geen voorwaarde van het erf afkomen. Als je over een boerenerf wandelt, blijf dan toch maar uit te buurt.
Kettinghonden. Ook dit zijn zeer gevaarlijke bijtgrage honden. Zij liggen aan de ketting en zijn echt bedoeld om individuen met verkeerde bedoelingen uit de buurt te houden of in stukken te scheuren.
Jachthonden. Zoals de naam al aangeeft worden zij voor de jacht gebruikt. Zij zitten altijd in kooien om de simpele reden dat ze er anders vandoor gaan.
Drijfhonden. Meestal Border Collies. Worden gebruikt om vee op te drijven. Zij blaffen zelden, maar houdt ze in de gaten en kijk goed achter je! Zij hebben de gewoonte achter je langs te sluipen en je onverwacht in de kuiten te bijten, wat ze ook bij het vee doen.
Ja, het leven van een Franse boerenhond gaat niet over rozen!
De jachtperiode is tussen september en eind februari. Half februari stond ineens Angel, onze buurman en schapenboer, op de stoep met een grote bebloede plastic zak.
“Wat is dit in hemelsnaam” dachten we. In de zak zat een enorm ribstuk met schouder partij van een everzwijn dat al behoorlijk bestorven rook. We vroegen hem binnen voor een kop koffie, waarbij onze keuken zich onmiddellijk vulde met een enorme en doordringende schapenlucht.
“Alsjeblieft, namens de jachtvereniging” zei hij en lachte zijn groene tanden bloot.
“Allemachtig, wat moeten we hier in godsnaam mee?” dachten we. We hebben alles in stukken gesneden en in de diepvries gedaan.
Later heeft Marjo er een stoofschotel van gemaakt. Het was heerlijk! Ieder jaar daarop kregen wij steevast een homp vlees, de ene keer ribstukken, de andere keer een schouderstuk. De achterbout is voorbestemd voor de elite troepen. De communicatie bij de jachtclub had dus toch gewerkt.
Eind februari gaan we steevast naar de jagersmaaltijd. De jachtclub organiseert ter afsluiting van het jachtseizoen hun fameuze jachtmaaltijd. Voor 14€ eet je je helemaal klem.
Het ritueel is ieder jaar exact hetzelfde.
Men verzamelt zich rond een uur of elf voor de apéro in de “gezellige ambiance” van de salle de fêtes. Op een grote tafel liggen plastic bordjes met chipjes en pinda’s. Er wordt Ricard geschonken, zoete witte wijn en appelsap. Rond half een neemt iedereen plaats aan lange tafels en begint de schranspartij steevast met een pizzapunt en worden enorme 5 liter kannen rode wijn op tafel gezet. Vervolgens een plak everzwijnen paté en een plak fromage de tête. Dan komt de daube de Sanglier geserveerd met een grote gepofte aardappel. Dan worden grote kommen sla op tafel gezet. Ondertussen worden op een groot houtvuur de hertenbiefstukjes klaar gemaakt, die variërend van praktisch rauw tot doorbakken gegrild worden.
De biefstukjes worden op een soort van in elkaar gelaste beddenspiraal gelegd, waarbij ze de hele zwik in één keer om kunnen draaien. Na de hertjes worden er grote hompen Roquefort en brood op tafel gezet en daarna het toetje zijnde een enorme punt abrikozen, perzik, appelvla. Ter afsluiting de koffie met een glaasje illegaal gestookte eau de vie.
Alles wordt geserveerd op een kartonnen bordje waar je heel zuinig mee moet zijn, want je moet er de hele maaltijd mee doen. Wij namen dan ook steevast onze eigen borden en bestek mee. Een hertenbiefstukje snijden met een plastic mesje is niet echt handig. De boeren gebruiken daar natuurlijk hun eigen “Laguiole” mes voor. (spreek je uit als “lajol”)
Rond een uur of vijf keert iedereen weer huiswaarts. Ik kan je verzekeren, aan het eind van de dag kun je geen pap meer zeggen!