rivier-2

De Gendarmerie

Door: Kees Wijnen

Op een dag kwam er plotseling een politiebusje aanrijden. Er sprongen een stuk of vier agenten uit. De schrik sloeg ons om het hart! We dachten: “Wat is er nu aan de hand?” Een van de agenten belde aan en begon met het standaard Franse begroetingsritueel:
“Bonjour Monsieur, Madame ça va?”
“Ah oui, ça va, ça va, et vous, ça va?“
“Oui, ça va.“
Dit is een van de dingen die we in Frankrijk snel leerden. Je komt in een gesprek nooit direct to the point. Eerst dient er een serie ça va, ça va’s uitgewisseld te worden, waarbij het absoluut niet de bedoeling is dat je uit gaat weiden over hoe het met je gaat. Vervolgens wordt er wat doelloos heen en weer gekeuveld, over het weer vooral en andere zaken die er absoluut niets toe doen. Daarna kun je eens beginnen met het onderwerp aan te snijden waar je voor gekomen bent.
Ik vroeg dus of er iets aan de hand was. . .
“Nee, nee, niks aan de hand” Hij vertelde niet wat ze dan wel kwamen doen. Ik vroeg:
“Willen jullie dan misschien een kop koffie?”
“Ahh. Comme vous voulez, pourquoi pas?”
Dus stapten vier gendarmes naar binnen, keurig in uniform, compleet met gesteven lichtblauwe overhemden, zwart gepoetste legerkistjes, glanzende zonnebril en donkerblauwe broek met scherpe vouw, leren riem met allerlei attributen en met gemillimeterd haar en tot de tanden bewapend met pistool, handboeien, kogelvrij vest, pepperspray, taser gun en wapenstok! Toch een andere aanblik dan de gemiddelde Nederlandse agent. Na een half uurtje heen en weer gekoeterwaal, was het ons nog steeds niet duidelijk wat ze nu eigenlijk kwamen doen!
Ik vroeg uiteindelijk, toen het gesprek een beetje vast liep: “Willen jullie alles misschien even zien?” “Ah, ehhh, pourquoi pas; ça vous gène pas?” We gaven hen de hele tour, waarna ze op een gegeven moment weer vertrokken.
Zo ongeveer iedere twee maanden kwamen ze terug en herhaalde het hele ritueel zich, maar dan zonder rondleiding. Momenteel komen ze niet meer. De hoofdagent die het groepje aanvoerde, is overgeplaatst naar La Réunion, een van de overzeese gebiedsdelen. Een promotie dus. Het is ons nooit duidelijk geworden wat ze nu eigenlijk kwamen doen… Onze buurman vertelde dat ze gewoon komen kijken of je geen illegalen of zo huisvest.

Ondertussen maakten wij kennis met Erik en Katrien, een Belgisch stel dat in het dorp een klein hotel had gekocht. Bij het woongedeelte had een aannemer het hele dak gerenoveerd. Alle pannen eraf en nieuwe erop. Op een gegeven moment vroeg ik aan Erik wat hij met de oude pannen had gedaan.
“Wel,” zei Erik, “die liggen ergens langs de kant van de weg opgeslagen.”
Ik dacht onmiddellijk aan een van onze eigen bijgebouwen waarvan het dak niet helemaal meer je dat was.
“Goh,” zei ik, “zou je die niet willen verkopen? Ik heb daar wel belangstelling voor.”
Uiteindelijk kwamen we, nadat ik de pannen ter plekke bekeken had, een prijs overeen en begon ik een tijd later met het overladen van de dakpannen op een aanhanger. Dat zou wel een ritje of twintig worden, schatte ik in. Ik was op de helft toen er plotseling een busje aan gescheurd kwam waar een vent uit sprong. De man, witheet van woede, begon onmiddellijk tegen me uit te varen wat ik hier wel niet aan het doen was!
“Dit is privéterrein en wat doe je met mijn pannen?” tierde hij.
Ik legde hem hoogst verbaasd uit dat ik deze pannen van Erik gekocht had.
“Eric, le Belge? Ah mais non hè! Les lauzes (Franse pannen) sont à moi!”
De man ging helemaal uit zijn dak.
“Dit is diefstal, ik ga onmiddellijk naar de gendarmerie om aangifte te doen!”
Oefff, ik trok helemaal wit weg. Nog geen blauwe maandag in Frankrijk en al meteen sores met de politie. Arrestaties, verhoren, rechtszaak, advocaten, boetes, uitzetting. Dat waren zo even enkele schrikbeelden die op dat moment door mijn hoofd schoten! Ik probeerde hem te sussen door te vertellen dat ik toch echt te goeder trouw was en stelde hem voor om samen maar eens met Erik te gaan praten.
We reden terug naar het dorp en klopten bij Erik aan de deur. Ook Erik trok wit weg toen hij zag met wie ik voor zijn deur stond. Er ontstond ter plekke een behoorlijke scheldpartij waar heel het dorp van kon mee genieten. “Putain, merde, t’es con, voleur,” waren enkele van de superlatieven die de revue passeerden. Erik legde mij uit dat het allemaal een misverstand was en vertelde hoe de vork in de steel zat. De helft van de pannen had hij aan deze woedende meneer verkocht, zijnde de aannemer die zijn dak had gerenoveerd. Althans zo dacht Erik het afgesproken te hebben. De andere helft was toch echt van hem, dus die kon ik hebben.
“OK,” zei ik, “maar betaal me dan wel de helft van het overeengekomen bedrag terug.”
“Ja, natuurlijk, geen probleem.”
Ik was redelijk opgelucht, want na dagen sjouwen lag de helft van de pannen al bij ons. Vervolgens begon de aannemer met een rood hoofd wederom te blazen dat hij alsnog aangifte zou doen bij de gendarmerie. “En bovendien,” zei hij, “is mijn deel van de pannen nu afgevoerd en ik eis dat alles weer terugkomt en dan kijken we wel wie welke helft krijgt!” Eenmaal thuis zat de zaak mij helemaal niet lekker. Ik dacht:
“Die gaat alsnog naar de politie! Wat nu?”
“Weet je wat?… ik ben hem voor! Ik bel ze zelf!”
Ik belde de gendarmerie en vertelde hen dat ik een “petit souci” had met een heetgebakerd iemand uit het dorp. Er was verder geen haast bij, maar of ze, als ze weer eens in de buurt waren, even langs wilden komen.
Nou… binnen tien minuten stonden ze op de stoep!
“Ja, we werden opgeroepen en waren toch in de buurt. Wat is er aan de hand?”
Ik zo goed en zo kwaad bij een kop koffie de situatie uitgelegd; het was allemaal een misverstand.
“Ja, maar wie was de persoon in kwestie dan?”
Ik vertelde hen om wie het ging en ik las op hun gezichten dat een heleboel duidelijk werd.
“Ja, daar hebben we meer mee te maken! Maakt u zich geen zorgen; we houden u op de hoogte. Heel goed dat u ons even ingelicht hebt!”
Wij hebben van deze hele affaire nooit meer iets vernomen.

Volgende artikel

Vorig artikel
Volgend artikel

Verwante berichten