Door: Kees Wijnen
Als wij ergens een broertje dood aan hadden dan was het boekhouding en belastingdienst. Ik herinnerde mij nog ons eerste gesprekje met onze Franse boekhouder. Hij adviseerde ons om voor de bedrijfsvorm ‘Entreprise à petite échelle’ te kiezen. Aangezien we nog aardig moesten investeren, konden we de BTW terugvorderen. We moesten dan wel een btw-administratie bijhouden.
Verder had hij het constant over ‘cinq cinq’ en ‘dix neuf six’. Wij dachten: “Waar heeft die man het in godsnaam over??” Hij was toch al nauwelijks te verstaan aangezien hij heel zacht en binnensmonds praatte. Later begrepen we eindelijk dat hij het had over de btw-tarieven 5,5% en 19,6%!
Verder werd ons bedrijf in tweeën gesplitst, althans boekhoud technisch dan. Een privé gedeelte en een zakelijk gedeelte. Alle gebouwen en inventaris werden keurig dienovereenkomstig onderverdeeld.
Jaren later, wij deden onze uiterste best met onze btw-administratie, althans Marjo dan, ikzelf was daar veel te slordig mee, belde onze boekhouder ons op.
Er was een nieuwe wet aangenomen. Als we later ons huis zouden verkopen, zouden we veel, heel veel belasting moeten betalen over de verkoopsom.
‘Plus Value’ noemen ze dat hier. Dit gold dan voor het zakelijke deel van het bedrijf. Het privé gedeelte bleef gevrijwaard van ‘Plus Value”.
“Dit kan wel eens in de tonnen lopen!” waarschuwden ze ons. Ze adviseerden ons dan ook onze bedrijfsvorm te veranderen naar ‘Micro entreprise’, zeg maar een eenmanszaak, waarbij alles weer privé is. We moesten dan wel de teruggevorderde BTW terugbetalen. De belastingdienst is namelijk niet gek, zeg maar!
Weer veel later, toen we ons bedrijf verkochten, bleek dit een hele goede move te zijn geweest. Hulde aan onze boekhouder.
De belastingdienst was ook zoiets curieus. Op een gegeven moment hadden wij toch wat belastingtechnische vragen met name over onze spaartegoeden in Nederland. Wij belden maar eens naar het hoofdkantoor voor een afspraak om daar onze problemen eens voor te leggen aan een deskundige, de belastingdienst zelf! Het kantoor bleek een oud statig herenhuis dat wel een likje verf kon gebruiken, midden in het centrum. De 3 meter hoge toegangsdeuren piepten en kraakten toen we ze met onze schouder openduwden. Na ons aangemeld te hebben konden we plaats nemen in het wachtgedeelte op de gang. Na een kwartier stak een magere man, in een vergeeld overhemd met opgerolde mouwen zijn kop met verwilderde haardos, een brilletje op de punt van zijn neus, om de deur en vroeg ons naar binnen.
“asseyez-vous” zei hij en we namen plaats voor een gigantisch antiek eikenhouten bureau die volgestouwd was met stapels paperassen, dossiers, een computer en een reusachtige printer. Het muffe kantoor met zijn bevlekte los krullende behang, vochtkringen op het plafond en vergeelde vloerbedekking en de belastingambtenaar maakten een uitermate deprimerende indruk.
Hij nam plaats achter het bureau maar liet de grote eikenhouten deur achter ons wagenwijd openstaan. We konden iedereen in de gang zien zitten.
“Zal ik de deur even sluiten?” vroeg ik nog aarzelend.
“Nee, nee” zei hij “laat maar open, het is best wel warm hier. Waar kan ik u mee helpen?”
Stomverbaasd en ter lering en vermaak van het publiek op de gang brachten wij ons probleem ter sprake. Hij tikte ons belastingnummer in op zijn computer en knikte bevestigend.
“Helemaal correct” zei hij “U hoeft zich geen zorgen te maken. Wij willen niets te maken hebben met uw spaartegoeden in Nederland. Verder is uw administratie keurig in orde en wordt door een gerenommeerd accountantskantoor verzorgd. Complimenten. Kan ik u nog ergens anders mee van dienst zijn?”
Wij keken elkaar opgelucht en tegelijk verbaasd aan “Uhhh, nee, dat was het eigenlijk.”
Hij stond op en begeleide ons naar de uitgang en even later stonden we weer op straat.
Jaren later, we woonden inmiddels in Villeneuve sur Lot, had ik het plan maar eens opgepakt om zelf de ‘DECLARATION DES REVENUS’, de Franse belastingaangifte in te vullen. Jarenlang had ons ‘rib uit het lijf’ accountantskantoor dat gedaan. Kennissen verzekerden ons dat het niets voorstelde.
“Je hoeft met jullie huidige bedrijfsvorm alleen maar in te vullen wat je verdiend hebt. Bovendien kun je altijd naar het belastingkantoor. Zij willen je best helpen.” Zo luidde het advies.
Dus halverwege het jaar toog ik met het aangifteformulier naar het belastingkantoor, dit keer een groot drie verdiepingen tellend modern pand met veel achterstallig onderhoud. Buiten bij de ingang stond in de openlucht een rij van zeker twintig mensen! Ik dacht “Wat is hier aan de hand??”
Dit bleek dus de normale gang van zaken. Binnen in de ontvangsthal bevond zich een enorme wachtruimte, waar ook nog eens vijftig mensen zaten met daar rond omheen een aantal cabines. Verder stond er een balie met één medewerkster. Zij vroeg naar het doel van je komst, vertelde bij welke cabine je je moest melden en of je eerst een nummertje wilde trekken en plaats wilde nemen hier in de wachtkamer.
“Mijn God!” dacht ik “Dit gaat nog eens uren duren!!”
Toen ik bij de balie aan de beurt was, vroeg ik dus of iemand mij kon helpen met het invullen van de DECLARATION DES REVENUS.
“Maar natuurlijk” zei ze vriendelijk “Heeft u een account op de website van de belastingdienst?”
“Ja dat heb ik.”
“Oh, perfect, dan kunnen we de aangifte online doen. Loopt u even mee met mijn collega dan helpt hij u verder.”
“Ok, nou geweldig” zei ik en liep mee met een jongeman naar een computer die opgesteld stond op een tafel aan de rand van de wachtkamer.
Verbaasd nam ik plaats, al blij dat ik niet ook nog eens in de wachtkamer uren hoefde te wachten.
Hij voerde mijn belastingnummer in en ik gaf hem mijn excelletje met een overzicht van onze verdiensten. En even later, ten overstaan van tientallen mensen, spuugde de printer een overzicht uit.
“Voilà, c’est fait” zei de jongeman. “U krijgt € 240,- terug. Dat zal over een maand of zo op uw bankrekening staan”. In de wachtkamer gaf iemand mij nog een ‘thumbs up.’