LOTgenoten

De Electricien

Door: Kees Wijnen

Een van de dingen die we na de aankoop van onze boerderij snel moesten regelen was onze eigen water- en elektriciteitsvoorziening. Het waterbedrijf gaf een plaatselijke aannemer opdracht om een geul van 500 meter te graven, om een nieuwe wateraansluiting te realiseren direct vanaf de hoofdleiding. Kosten: 900 euro. Dat viel mee. We hadden nu ons eigen water.
Bij de EDF, lag het iets gecompliceerder. . . Een nieuwe meter was geen probleem. We kregen dan eerst een zogenaamde réseau chantier, een bouwaansluiting met tijdelijke meter. We zouden dan een heel hoog elektriciteitstarief moeten betalen totdat onze eigen installatie goedgekeurd zou zijn, pas dan hadden we recht op de definitieve meter. “Hoezo gekeurd?” vroegen we met een onderbuikgevoel.
“Nou, uw installatie dient te voldoen aan de huidige normen!”
Aaah, dus dat was het addertje onder het gras! Maar goed, uiteindelijk stond ene Monsieur Pierre op de stoep, een gerespecteerd elektricien te goeder trouw die ons was aanbevolen, om de “coffre de chantier” te installeren. Dit bleek een gammele kast, die met een stuk ijzerdraad aan een lantaarnpaal werd opgehangen. In die kast zaten enkele zekeringen en een ouderwetse elektriciteitsmeter met draaischijf. OK, we beschikten over onze eigen, weliswaar peperdure stroom. Monsieur Pierre was ondertussen onze huidige installatie aan het bekijken. Daar klopte natuurlijk helemaal niets van. Alleen maar verouderde bedrading en overal oude stoppenkasten en verbindingsdoosjes. We vroegen hem wat het zou kosten de hele installatie op norm te krijgen.
“Oh la la,” zei hij, dat zou in ieder geval een dure operatie worden.
“Pfff, chambres d’hôtes, camping, 380 Volt, drie fasen.”
Dat kon hij zo een-twee-drie niet zeggen. Er moet eerst een étude gedaan worden.
“Oh, een étude? , wat houdt dat dan in?”
“Nou, eerst moet er een ingenieursbureau komen. Die doen een onderzoek en maken een plan met bijbehorende tekeningen en aansluitschema’s.”
Je begrijpt, wij werden steeds wanhopiger.
“Nou,” zeiden we, “dan moet dat ingenieursbureau maar komen.”
“OK,” zei meneer Pierre, “ik stuur ze wel langs. Ze zullen dan eerst even kijken wat de bedoeling is en maken een offerte voor een étude.”
Een paar weken later kwam er inderdaad iemand van een ingenieursbureau en weer later kregen we een brief met een offerte. Bij het lezen van de offerte trok ons het bloed uit het gezicht en zonk ons de moed in de schoenen! Het ontwerpen van een elektriciteitsschema zou ons 5000 euro gaan kosten! En dan hadden we alleen nog maar een stuk papier! Wij dus wederom meneer Pierre gebeld of hij weer eens langs wilde komen. We vroegen hem of dit nu wel allemaal klopte en dat we hier toch wel erg van geschrokken waren. Was het dan niet mogelijk zonder dat rapport?
“Oh nee,” zei hij, “pas met dat rapport weet ik wat ik moet doen en kan ik een offerte maken.”
Ik vroeg, om een idee te hebben, of hij niet een schatting kon maken? “Waar hebben we het over? De centrale zekeringenkast bijvoorbeeld? Waar moeten we aan denken? Wat kost ons dat?” Na heel veel aandringen deed hij dan toch maar een ruwe schatting.
“Tja, de stoppenkast, 3 fasen, 380 volt, automatische zekeringen, etc. We moesten toch wel rekenen op een 10.000 euro en voor de rest van de installatie en het vervangen van de bedrading minimaal nog eens een 30.000 euro.”
Je begrijpt, wij sloegen dus steil achterover en keken hem onthutst aan! De dagen erna spookten er allerlei “doemscenario’s” door ons hoofd en deden we geen oog meer dicht. Waar waren we aan begonnen!

Ondertussen werkte Frédéric bij ons, een metselaar en tegelzetter. Het was een enthousiaste knul, die net voor zichzelf begonnen was en dus zeer gemotiveerd. We vertelden hem het hele verhaal. Hij moest lachen en had met ons te doen.
“Waarom bel je Monsieur Cadas niet eens, dat is de elektricien en loodgieter hier uit het dorp.”
De volgende dag kwam Didier Cadas eens een kijkje nemen, altijd in voor een nieuwe klus. Ook hem vertelden we het hele verhaal. Hij vroeg wie wij gesproken hadden.
“Ahhhh, M. Pierre hè! Ah oui, maintenant je le comprends !”
Didier is toen bij ons direct aan de slag gegaan en heeft eerst de hoogstnoodzakelijke werkzaamheden verricht, waaronder elektriciteitsaansluitingen voor het kampeerveld. Wij waren heel verbaasd over zijn werktempo. Hij was er ’s morgens om acht uur en werkte door tot acht, negen uur ’s avonds. Maar, ’s middags om twaalf uur precies laat onze artisan alles uit zijn handen vallen om te gaan eten. De Fransman heeft zijn hoofdmaaltijd tussen twaalf en twee en er zijn maar weinig zaken die hem daar vanaf brengen. En inderdaad twee uur, half drie was hij er weer en ging er volop tegenaan. Op een zekere dag pakte hij ’s avonds alle spullen in. Dat was raar, want dat deed hij anders nooit. “A demain,” zei hij en vertrok. Maar demain geen Didier. De dag erop ook niemand. Dus wij maar eens gebeld. “Ja, probleempje, er is even een ander klusje tussendoor gekomen, maar morgen ben ik er weer hoor, pas de problème.”

En je raadt het al, de volgende dag geen Didier en ook de dagen daarna, géén elektricien. Maar weer eens gebeld. Je moet in Frankrijk ’s avonds bellen, want overdag wordt er gewerkt. Er werd niet opgenomen. Dagen daarna weer geprobeerd. Hij nam dus gewoon de telefoon niet meer op! Wel verdorie, hij zag natuurlijk aan de nummermelder dat wij het waren. Toen ik hem met mijn mobiele telefoon belde, nam hij op.
“Hè, hè! Didier waar blijf je nou?”
Wederom duizend excuses, maar hij had even een zeer urgent karwei. Morgen zou hij weer beginnen. Maar helaas, ook toen geen Didier. Frédéric de metselaar kwam met de mededeling dat hij niet meer verder kon. “Hoezo dan? Waarom kun je niet verder?”
“Nou, de elektriciteitsleidingen moeten erin voordat ik de vloer kan storten.”
Ik vertelde hem dus de situatie rond Didier.
“OK,” zei Frédéric, “laat mij hem maar even bellen.”
Ik weet niet wat hij gezegd heeft, maar de volgende ochtend was Didier er weer met zijn grote blauwe onschuldige ogen, alsof er niets aan de hand was. Ondertussen was het al maart. En in april wilden we open.
“Tja,” zei Didier, “dit krijg ik nooit af.”
Hij stelde daarom voor dat we gewoon ons seizoen draaiden en dan zou hij in september terugkomen om in het privégedeelte de oude bedrading te vervangen en de nieuwe schakelkast te installeren. Ik zei: ”Ja, maar ho even, we hebben toch wel 3 fasen nodig. We kunnen nooit de hele tent op één pit laten lopen en bovendien heb ik nog steeds peperdure noodstroom!”
“Laten we eens kijken naar die coffre de chantier van Monsieur Pierre,” zei hij.
Hij liep naar de lantaarnpaal, rukte het zegel van de kast en draaide een paar schroeven aan. “Zo,” zei hij, “we hebben nu 3 fasen, en, tja, ik wil niet veel zeggen, maar die elektriciteitsmeter doet het amper!”
Ik keek, en inderdaad, de schijf stond meer stil dan dat hij draaide. Didier deed de doos weer dicht en zei: “Nou, draaien jullie maar lekker je seizoen. Die dure noodstroom zal niet zo duur uitvallen. Ik doe nog even de laatste klusjes en dan kom ik in september terug voor de rest.” En jawel hoor, in september kwam hij terug en heeft de bedrading in het hele huis vervangen. Hij was overal tegelijk: op zolder, in de garage, in de kelder, op de vliering, op een tussenvloer, onder het aanrecht. Overal was hij kabels aan het trekken, hele bossen! Hij kende het huis beter dan wij zelf! Het karwei werd uiteindelijk afgemaakt met een schitterende schakelkast met de allernieuwste aardlekschakelaars, automatische zekeringen en tijdklokken.
“Zo,” zei Didier, “nu nog even de formulieren invullen voor de keuring.”
Allemachtig, de keuring, dat waren we helemaal vergeten. Als dat maar goed gaat!
“Als het goed is,” zei Didier, “komen ze met een paar weken de boel controleren.”
Na twee weken belde Didier ons op. “Ik heb de goedkeuringspapieren van de EDF al, met stempel!” riep hij.
“Ja maar, hoe kan dat . . . ze zijn helemaal niet geweest,” antwoordde ik.
“Dat klopt, ik heb net een grote keuring van een hotelletje achter de rug en daar was alles prima in orde. Ze hebben toen jullie formulier ook maar meteen afgestempeld!”

In oktober stond Didier plotseling op de stoep. Ik dacht: “Wat komt die nou doen?” We vroegen hem binnen voor een kop koffie. Hij had een enveloppe bij zich. Ik dacht: “Verdraaid, die komt de rekening brengen.” Hij gaf ons de enveloppe en begon op zijn gemak aan zijn tweede bakje koffie en maakte weinig aanstalten weer te vertrekken. Ik zei tegen Marjo: “Ik geloof dat we hem nu moeten betalen” “Oui, comme vous voulez,” zei Didier “Dat zou me wel goed uitkomen.” We hebben toen meteen een cheque uitgeschreven. De factuur voor de hele elektrische installatie was 5.000 euro, toch heel iets anders dan de schattingen van M. Pierre…

Volgende artikel

Mobiele versie afsluiten