Door: Asjha vd Akker en Ed Langermans Uit: Et Voila
Vandaag een kort verhaal over de bakkersvrouw.
Ze is een kleine flirtfabriek, de bakkersvrouw van een paar dorpen verderop. De vrouwen die haar winkel binnenlopen krijgen het standaard kletspraatje, maar iedere mannelijke klant is verzekerd van haar onverdeelde aandacht. Haar bonjour gaat dan ook minstens een octaaf omhoog als er een man binnenkomt.
‘Bonjououour Jean-Luc, wat leuk je weer te zien.’
Maar het kan ook zijn dat ze in een dramatische bui is, dan gaat de octaaf weer omlaag.
‘Ah, Daniel, met jou praat ik niet meer, je hebt me in de steek gelaten.’
Want Daniel had het lef om naar de Tour de France te gaan kijken die door z’n dorp reed en sloeg een dagje brood halen over.
Als je bij de bakkerswinkel binnenkomt, sta je niet direct in je gedroomde Franse boulangerie. Er is geen bakkerij, er is alleen een winkel. De rechtermuur van de donkere pijpenla is volledig bedekt met rekken vol tijdschriften. In het midden van de zaak staat, vrij onhandig, een verrijdbaar rek met kranten en aan de linkerkant van de zaak staat een hoge, bijna altijd lege, vitrine. De bakkersvrouw is overigens nooit achter deze vitrine te vinden want dan zouden de klanten haar niet zien. Ze is namelijk nogal petite. En daarom staat ze onveranderlijk achter in de winkel bij de manden met croissants en stokbroden.
Ze is behalve klein ook rond en gezegend met een volle boezem. Omdat die boezem na een dag broden beetpakken onder het meel zit, heeft ze zelf ook wel wat weg van une boule, zo’n typisch Frans, rond brood.
Blijkbaar is of was er ook een meneer Bakker, want ze heeft twee jonge dochters. Meneer Bakker heb ik echter nog nooit gezien. Vandaar dat flirten wellicht.
Meestal zitten de meisjes met z’n tweetjes in een kamer achter de winkel te spelen of te ruziën. Soms loopt de kleinste huilend de winkel in, maar dan zet de bakkersvrouw gewoon wat extra volume op en negeert ze het huilende kind, want de klant gaat voor. Zeker als het een man is.
Het volume gaat ook een tandje omhoog als er afgerekend moet worden. Man en vrouw moeten er nu beiden aan geloven.
‘C’EST QUATRE EUROS ET VINGT CENTIMES.’
Ze schreeuwt het nog net niet. Als ze je niet – of niet zo goed kent – dan laat ze het bedrag ook nog eens op een grote, vrolijk gekleurde, calculator zien. Omdat ik maar zo nu en dan brood haal, krijg ik consequent de rekenmachine. Ed krijgt alleen het bijna-geschreeuw want hij is een man; en ze is dol op hem. Als hij in de winkel is, fleurt ze helemaal op.
‘Bonjouour monsieur, ça va? Wat kan ik vandaag voor u betekenen?’
Op de een of andere manier vindt ze ook altijd wel een aanleiding om hem ergens voor uit te nodigen.
‘Vrijdagavond is er een marché gourmand in het dorp, kom je dan ook? Ik doe mee aan een voorstelling, kom je naar me kijken? Dan-en-dan is er daar-en-daar een dorpsfeest, kom je dan ook? Houd je van dansen? Kom je dan alleen?’
Of ze duwt hem een foldertje met tractorshows of zang- en schilderlessen in zijn hand met de vraag of hij daar ook eens naar toe komt. Alleen.
Na een kort gesprekje bedankt hij haar voor de uitnodiging en het brood en dan nemen ze uitgebreid afscheid zoals alleen Fransen dat kunnen doen.
‘Dank u wel.’
‘Nee, u bedankt.’
‘Fijne middag.’
‘U ook een hele fijne middag, monsieur.’
‘Tot ziens.’
‘Au revoir, monsieur!’
Een tijdje geleden was ik getuige van een kleine hapering in de meestal zo gesmeerd lopende kleine flirtfabriek. De man voor mij, blijkbaar een bekende want hij kreeg de rekenmachine niet te zien, werd gevraagd of hij zin had om naar de jaarlijkse grote brocantemarkt in het dorp te komen.
‘Oh, dat vind ik leuk, misschien kom ik wel…’
Het gezicht van de bakkersvrouw lichtte direct op, zou ze na al die pogingen eindelijk beet hebben? Maar het venijn zat onbedoeld in de staart van zijn antwoord.
‘…met mijn vrouw’.
Ai.