Door: Anne Marie Verel
Een Engelse vriendin van mij, Julie, moet een reisje organiseren voor 28 boeren. Ze willen in de omgeving boerenbedrijven en verwerkingsbedrijven bezoeken en daar allerlei technieken bekijken. Wij hebben het huis en de gîte vrij, dus wij kunnen 10 boeren plaatsen. Er komen 8 Engelsen en 2 Nederlanders. Ze komen op vrijdagavond aan en verwachten dan een groot diner. Daar draaien wij onze hand niet meer voor om! Julie heeft de indeling gemaakt, maar ik heb mijn vraagtekens bij een man van 86 (Michael) in de Oosterse kamer. Als het gezelschap aankomt, verwelkomen we iedereen in de keuken met een drankje en ik zeg:
‘Zullen we de kamers even bekijken voor we deze verdelen?’
Ik loop met Michael naar boven en laat hem de Oosterse kamer zien.
‘Hier is de badkamer. Er is geen aparte douchehoek, maar u kunt in het bad douchen. Denkt u dat het lukt?’
‘Natuurlijk lukt dat! Ik ben dan wel geen 20 meer, maar ik ben nog lenig genoeg!’
Michael kijkt me vanonder zijn dun geworden haar vinnig aan.
Iedereen installeert zich in de kamers. Joost en ik doen de voorbereidingen voor het diner. Michael komt naar beneden en zegt:
‘Ik heb een probleempje. Ik heb mijn hoofd gestoten en ik ben bang dat ik vannacht misschien het kussen vies maak. Heeft u misschien een handdoek om er overheen te leggen?’
Geschrokken kijk ik op.
‘Hoe erg is het, mag ik even kijken?’
‘Nee, dat is helemaal niet nodig, het is maar een klein plekje. Het is alleen maar voor de zekerheid.’
Iedereen gaat aan tafel en laat zich het eten goed smaken. Dan zegt Marianne ineens:
‘Kijk nou, er loopt bloed over zijn schouder!’
Wij kijken er samen naar en hij blijkt een gat in zijn hoofd te hebben van ongeveer 3 cm. Ik zeg:
‘We kunnen naar de eerste hulp in Moissac gaan.’
‘Oh nee,’ zegt Michael‘ dat is helemaal niet nodig. Mijn huid is wat dun geworden, dus dan lijkt het erger. Het doet helemaal geen pijn. ’
Ik moet toch iets doen, dus ik bel het ziekenhuis in Moissac.
‘Ik heb een chambres d’hôtes en nu heeft een van de gasten zijn hoofd gestoten. Wat kan ik het beste doen?’
‘Heeft de patiënt het bewustzijn verloren?’
‘Nee, dat niet en hij heeft ook geen hoofdpijn, maar er zit een gat in en het blijft bloeden. Kunnen we naar de eerste hulp komen?’
‘Nee, dat kan niet. U moet de ’15’ bellen, dan komt er iemand langs.’
Dat lijkt me wel praktisch, ook omdat Michael niet van plan is om mee te gaan naar het ziekenhuis. Ik bel de ’15’ en krijg de ambulancedienst aan de telefoon. Weer hetzelfde verhaal: ze zeggen dat ze langskomen. Ik begrijp eruit dat ze ter plaatse de patiënt komen behandelen en vind de service hier in Frankrijk geweldig.
Joost wacht aan de weg de ambulance op en ik ga verder met het diner serveren. Michael zit ondertussen aan de Franse kaas met nog een glaasje wijn erbij als de ambulanciers eraan komen met zwaaiende lampen. Ze stappen vier man sterk de keuken in en kijken naar het gezelschap aan de tafel:
‘Ligt de patiënt boven?’
Voordat ik antwoord heb kunnen geven, draaien zich om om naar boven te gaan, dus Joost zegt snel:
‘Hij zit daar op de hoek.’
Ze kijken toch wel lichtelijk verbaasd. Nadat ze de wond schoongemaakt hebben blijkt dat deze groter is dan wij dachten: 4-5 cm en hij moet gehecht worden. Ik vraag:
‘Kunt u dat hier doen?’
Ze kijken me aan of ze water zien branden.
‘Nee, dat moet in het ziekenhuis. We nemen hem meteen mee. Heeft hij veel gedronken?’
‘Nee, hij heeft maar 1 glaasje wijn gedronken.’ antwoorden vier van de anderen vrij wel in koor, terwijl ik toch zeker weet dat het er drie of vier waren. Michael wordt in de ambulance geladen en in vliegende vaart met zwaailampen afgevoerd.