Door: Kees Wijnen
Uiteraard gingen wij regelmatig naar Nederland om onze kinderen en kleinkinderen te bezoeken. Nou ja, regelmatig . . . één à twee keer per jaar. Toen we weer doodop maar voldaan, na een dagje kleinkinderen, op ons logeeradres op de bank ploften en de TV inschakelden, zagen we op het nieuws dat in Frankrijk met de gele hesjes de pleuris pas goed uitgebroken was. Het komende weekend zouden er in heel Frankrijk grote acties en manifestaties plaatsvinden, en zou het verkeer volledig lam gelegd worden. Het hele land moest plat.
Even voor de niet ingewijden:
In het najaar van 2018 werden tot grote woede van alle Fransen wederom de brandstofprijzen verhoogd. “De maat was vol, nu was het genoeg” was de algehele teneur!
Het begon allemaal toen een activiste op social media opriep tot verzet en iedereen vroeg te demonstreren en daarbij het gele hesje uit de auto aan te doen. Iedere Fransman heeft verplicht in zijn auto een geel hesje, oftewel een ‘gillet jaune’, voor pech onderweg. Dus iedereen had zo’n ding! Zo ontstond er spontaan en uit het niets een protestbeweging samengesteld uit alle lagen van de bevolking. Voor het eerst in de geschiedenis wist deze beweging, dankzij de social media, zich bijzonder goed te organiseren. De regering wist niet wat hen overkwam en zaten met de handen in het haar. Met wie moesten ze nu onderhandelen? Wie was de leider? Wat was dit voor beweging? Normaal gesproken waren het de vakbonden waarmee ze om tafel konden.
Allengs werden de brandstofprijzen weer verlaagd. De overheid dacht daarmee tegemoet te komen aan hun eisen en dat daarmee de protesten zouden verstommen, maar de geest was uit de fles en de bevolking keerde zich massaal tegen de overheid en eiste ook betere oudedagvoorzieningen, hogere bijstandsuitkeringen, een hogere koopkracht, etc, etc.
Helaas werden de demonstraties steeds grimmiger en vielen er zelfs enkele doden! Vooral in de grote steden sloten zich ook veel relschoppers aan uit ‘les banlieues’, de sloppenwijken van Parijs en Marseille en werden er voor miljoenen enorme vernielingen aangericht. Na moeizame onderhandelingen beloofde Macron extra uitkeringen, met name voor ouderen en minimumloners. De protesten hielden zeker meer dan een half jaar aan en werden daarna allengs minder.
“Ja hoor!!” zei ik kwaad tegen Marjo “Dat zullen wij weer hebben, uitgerekend het weekend dat we onze terugreis gepland hebben!!”
“Jeetje, we kunnen het ook niet uitstellen Kees, maandag komen er gasten aan!”
“Nou, we gaan gewoon en we kijken wel waar we stranden! Laten we maar de snelwegen mijden, daar gaat het natuurlijk zeker mis!” redeneerde ik.
“En niet over Parijs, dat wordt zeker een nachtmerrie!” voegde Marjo eraan toe.
Ik kreeg het idee van onze zoon voor alle zekerheid een jerrycan te lenen voor extra benzine. Je weet maar nooit.
Normaalgesproken reden we altijd via Antwerpen, Lille, Parijs. Ik had al een binnendoor route uitgedokterd Luik, Luxembourg, Moulins en dan helemaal binnendoor alleen maar via de Route Nationale door de Champagne streek naar het zuiden. De eerste dag reden we gespannen de Belgisch – Franse grens over. Hier hadden we al acties verwacht. Tot onze verbazing passeerden wij een totaal verlaten grenspost, geen sterveling te bekennen. In Frankrijk zelf reden wij over compleet verlaten wegen verder naar het zuiden. Niets aan de hand! Alle Fransen kozen eieren voor hun geld en bleven thuis. Rond een uur of zes besloten we maar eens een hotelletje te zoeken. Op de TomTom selecteerden we een hotel 10 km verderop. De TomTom stuurde ons via allerlei landweggetjes naar een totaal verlaten gebied totdat hij zei “BESTEMMING BEREIKT” Wij keken verbaasd om ons heen. Alleen maar weilanden en een verlaten woonwagenkampje.
Kwaad tikte ik een klein stadje in de GPS 40 km verderop en reden daar naartoe. Marjo zocht ondertussen op de laptop of er daar ook een hotel was. Er waren er twee. We stopten voor een groot grauw pand midden in de stad. Dit hotel waar sinds de dertiger jaren niets meer aan verspijkerd was had duidelijk betere tijden gekend. De naar nicotine ruikende ontvangstruimte maakte een uitermate deprimerende indruk. Eenmaal binnen en lang wachten bij de balie werden wij eindelijk te woord gestaan door een stoffige oude dame met grijs haar in een knotje en een brilletje met zo’n kettinkje half op haar neus. Zij had ook duidelijk betere tijden gekend. Het lukte mij maar niet ergens anders naar te kijken dan naar die enorme pukkel boven haar lip waar drie grijze haren uitstaken. Toen we haar vertelden dat we één nacht wilden reserveren, zakte haar humeur helemaal naar een dieptepunt. Na de nodige formaliteiten kregen we een sleutel.
“Tweede etage, kamer 12” zei ze zich al omdraaiend.
Via een aantal krakende houten wenteltrappen, bekleed met een bevlekte loper die ooit eens rood was met bloemetjesmotief, bereikten we via een obscure gang en al zoekend naar het lichtknopje, onze kamer. Bij het aanzien van deze droefenis zakte ook ons humeur naar een dieptepunt. Het bruin gevlekte en los krullende behang, de doorgezakte bedden met muffe dekens en de sterke nicotine lucht deden ons al snel besluiten dit sinistere hol zo snel mogelijk weer te verlaten. Beneden in de aankomsthal zei ik, terwijl ik achteloos de sleutel op een tafeltje legde, dat we onze bagage gingen halen, waarna we in onze auto stapten en vlug naar het volgende hotel reden. Nou, dat volgende hotel beloofde al niet veel beters. De deur bleek op slot. Er hing echter wel een intercom aan de deurpost. Ik drukte op het knopje en een stem vertelde ons verontschuldigend dat hij even afwezig was.
“Ik maak zo meteen de deur voor u open en pakt u dan maar van het bord achter de balie de sleutel en neemt u dan kamer 7 op de eerste verdieping” was de mededeling, waarna een doordringende bromtoon klonk en wij de deur openduwden. Dit hotel, geheel verlaten, had eveneens een weinig opwekkende sfeer. Na de sleutel van het bord gepakt te hebben liepen we naar boven en maakten kamer 7 open.
“Wat is dit voor zooi!” riep Marjo teleurgesteld. De kamer bleek niet schoon gemaakt, beslapen bedden, in de badkamer handdoeken op de grond en één grote puinhoop.
Ik liep weer terug naar beneden en naar de intercom en stelde de stem op de hoogte dat kamer 7 niet schoongemaakt was. Even was het stil, nadat de stem zei:
“Ah bon . . . . “ (Dat zeggen Fransen altijd wanneer er iets niet in orde is.
“Ah bon . . . neemt u anders kamer 10 maar op de tweede verdieping” zei de stem zich wederom verontschuldigend.
Ik ging terug naar binnen, pakte sleutel 10 van het bord en we liepen naar de bijbehorende kamer. Deze was gelukkig wel schoon gemaakt.
Na ons even opgefrist te hebben, liepen we het stadje in op zoek naar een restaurant. Na al geruime tijd rondgelopen te hebben bleek de keuze beperkt tot een pizza tent of een kebab zaakje, de rest was dicht. Het kebab zaakje dan maar, pizza hadden we onlangs nog gegeten. Toen we binnen kwamen werden we direct weer weggestuurd.
“Ici pas des chiens, désolée!!” riep de kokkin resoluut toen ze Pico onze teckel eenmaal in het oog kreeg.
“Ook niet dit kleine lieve teckeltje??” probeerde Marjo nog.
“Non!” zei het mens ons over haar bril streng aankijkend en haar hoofd opheffend naar de uitgang. Dan maar pizza. Daar mocht Pico voor deze keer naar binnen. Een uurtje later ploften wij moe op ons hotelbed.
De volgende dag stonden we met onze koffers in de hal, die nu vertrekhal was geworden. Niemand te bespeuren, het hele hotel geheel verlaten. Na wat rondgelopen te hebben, liep ik maar weer naar de intercom. Ik hield voor alle zekerheid mijn voet tussen de voordeur en drukte op de intercom. Geen reactie. Na nog een paar keer drukken, geen reactie.
Weer terug in de vertrekhal nog een paar keer geroepen. Niemand.
“Kom op!” zei Marjo “we gaan hoor, laten we maar een papiertje met ons telefoonnummer op de balie achterlaten!”
Even later waren we weer op weg naar het zuiden. Op de autoradio hoorden we dat heel Frankrijk in rep en roer was en één grote chaos! Blokkades in het hele land, protestmarsen en rellen.
“Wat vreemd!” zeiden wij tegen elkaar “hier is alles compleet uitgestorven! Niets aan de hand!”
We hadden het nog niet gezegd of we kwamen op de rondweg van Moulin tot stilstand. Een eind verderop ontwaarden we een groepje van een twintigtal demonstranten met gele hesjes aan. Ter hoogte van de rotonde stonden ze koukleumend bij een houtvuurtje hun handen warm te blazen. De weg bij de rotonde was afgesloten met grote blokken.
“Nou daar staan we dan” zei Marjo. “Zie je trouwens dat iedereen een geel hesje op het dashboard heeft liggen?” kijkend naar de andere auto’s in de file. Op de radio hoorden we ook al dat dat een signaal was dat je sympathiseerde met de actie.
“Laten we dat dan ook maar doen” zei Marjo “Laten ze ons wellicht sneller door.”
Het bleek dat de gele hesjes om de tien minuten telkens een stuk of vijf auto’s doorlieten. Na een dik half uur arriveerden we bij de versperring en draaiden ons raampje open. We dachten om maar een sympathiserend gesprek aan te knopen met de demonstranten en vooral niet boos te worden. De demonstranten voerden een hele discussie met ons en legden uit wat de beweegredenen waren van hun grieven. Wij bevestigden overtuigend hun standpunt en dat bleek te helpen en we werden na een blik op het hesje op ons dashboard verzocht door te rijden.
Na twee uur in de file op diverse plekken op de rondweg lieten we Moulins eindelijk achter ons.
Maar helaas, bij de volgende plaats was het weer hetzelfde liedje en stonden we bij iedere rotonde wederom in de file. Soms zagen we vervelende taferelen van Fransen die door probeerden te rijden en vloekend en tierend de blokkade probeerden te doorbreken, waarbij het er soms heftig aan toeging en er bijna demonstranten overreden werden! Op een gegeven moment, toen we weer eens stilstonden en met de demonstranten zaten te discussiëren, griste Marjo ineens de koekjestrommel die we van onze schoondochter hadden gekregen van de achterbank. Deze zat vol met pepernoten die nog over waren van het Sinterklaasfeest.
“Hier!” zei ze en hield de trommel onder hun neus.
“Pak een paar Hollandse koekjes, die zijn echt heel lekker!!”
De hesjes keken argwanend in de trommel en toen naar Pico onze hond en weer naar de pepernoten.
“Koekjes?? Ja, ha ha, hondenbrokken zul je bedoelen!! Daar trappen we niet in!!”
“Nee echt, dat zijn koekjes, hier kijk maar!” zei Marjo en ze pakte een pepernoot en stopte die in haar mond. Aarzelend nam een hesje er ook een en stopte deze voorzichtig in z’n mond.
“Ohh, lekker zeg!!” en pakte er nog een paar.
Meteen kleurde onze hele auto geel en nam iedereen een stel pepernoten.
“Jean!! Enlever la barrière!!” riep een van de hesjes naar voren en gebaarde ons door te rijden. Zo hielpen ons de pepernoten wat sneller door de wegversperringen heen. Op de radio werd uitgebreid verslag gedaan van de aard van de demonstraties. Het bleek dat er vooral rotondes in de grote steden geblokkeerd werden.
“Joh, volgens mij zijn we helemaal verkeerd bezig!” zei Marjo “kunnen we niet beter toch de snelweg nemen?!”
“Misschien wel een idee, maar zouden ze dan niet bij de Péages de boel weer blokkeren?”
Ter hoogte van de snelweg reden we, de gok wagend, een totaal verlaten A75 op waar niemand ons ook maar een strobreed in de weg legde!
Maar inderdaad, na een uur zagen we in de verte bij de Péage een groot aantal blauwe zwaailichten en stonden een hoop arrestatiebusjes opgesteld op de vluchtstrook. Bij ieder tolpoortje stond een groepje gele hesjes die de slagbomen met de hand omhooghield en iedereen door zwaaide. De politie had klaarblijkelijk besloten de zaak niet te laten escaleren en niet in te grijpen.
Al lachend, zwaaiend en toeterend reden wij, zonder te betalen en met een dikke ‘thumbs up’ door het tolpoortje en vervolgden opgelucht onze weg.
Eenmaal dichter bij huis en weer van de snelweg af, begon rondom de steden de ellende opnieuw en haalden we de pepernoten trommel maar weer tevoorschijn om de hesjes om te kopen. Tegen de tijd dat we thuiskwamen, hadden we het wel een beetje gehad en laadden we bekaf, na een reis die eens zo lang had geduurd, de auto uit. Van de hotelier hebben we nooit meer iets vernomen.